FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380  
381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   >>   >|  
a-populieren, die den weg omzoomen, zien wij de toppen van den Parnessos, door de rijzende zon met een zachten purpergloed overgoten, terwijl de vlakte nog in blauwachtige schaduw is gehuld. Een groot ongerief van dezen weg is het fijne, witte kalkachtige stof, dat in dichte wolken omhoog stuift, u half verstikt en het voorkomen geeft van een molenaarsknecht. Een groot aantal wagens en karren, met kisten, tonnen, balen, bouwmaterialen enz. beladen, rijden ons voorbij. Aan onze rechterhand zien wij tusschen de olijven en wijngaarden een spoorweg, waarlangs zich een trein met zeer middelmatige snelheid voortbeweegt. Overeenkomstig eene vaste, overoude gewoonte, houden wij halverwege stil in een klein koffiehuis, waar wij een glas raki gebruiken. Nu vertoont zich voor onze oogen het Parthenon, hoog boven de rotsen van den Pnyx, en duidelijk uitkomende tegen den helderblauwen hemel. Weldra worden dan ook de witte huizen van Athene zichtbaar, tusschen de Akropolis en den Lykabettos. Een breede singel, met jonge boompjes, amsterdamsche boompjes, beplant, die vergaan van het stof, voert ons naar het hotel van Groot-Brittannie. Uit onze vensters, die uitzien op het plein der Constitutie en een groot square, met oranjeboomen en bloeiende heesters beplant, kunnen wij onze blikken laten rusten op de plompe smakelooze massa van het koninklijk paleis met het aangrenzende park; vlak tegenover ons verrijst de indrukwekkende rotsburcht van de Akropolis, met haar onsterfelijke ruinen. Wij zijn in Athene. III. 's Nachts was de noordenwind opgestoken. Huilend gierde hij bijwijlen om het huis, floot door de reten der deuren en deed de vensters klapperen. Hij kwam van de nog met sneeuw bedekte bergen van Phthiotis, en was zoo ijzig, doordringend koud, dat ik huiverde onder mijn winterjas. Weldra begon het te regenen, en een grauwe nevel spreidde zich uit over het prachtige panorama, dat mij den vorigen dag zoo in verrukking had gebracht, maar nu als uitgewischt was in doffe grijze tinten. Ai mij! wat was er nu van al die heerlijkheid geworden? De Hymettos was slechts een zeer alledaagsche, vervelende heuvel; het Parthenon een vuile steenklomp. Drie dagen achtereen hadden wij, in het laatst van April, een weer, als bij ons in December. Niet minder, ik zou haast zeggen nog meer, dan andere landen, heeft Griekenland zon noodig, om recht begrepen en gewaardeerd te worden. Die ernstige, strenge lijnen moeten zich afteekenen tegen d
PREV.   NEXT  
|<   356   357   358   359   360   361   362   363   364   365   366   367   368   369   370   371   372   373   374   375   376   377   378   379   380  
381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400   401   402   403   404   405   >>   >|  



Top keywords:

Parthenon

 

tusschen

 
beplant
 

vensters

 

boompjes

 

Akropolis

 
Weldra
 
worden
 

Athene

 

sneeuw


huiverde
 
bedekte
 
lijnen
 

klapperen

 

strenge

 

noodig

 
bergen
 

gewaardeerd

 

begrepen

 

doordringend


ernstige

 

Phthiotis

 

ruinen

 

onsterfelijke

 

tegenover

 

verrijst

 

indrukwekkende

 

rotsburcht

 

Nachts

 

bijwijlen


moeten

 

winterjas

 

gierde

 

noordenwind

 

opgestoken

 
Huilend
 
afteekenen
 

deuren

 

slechts

 

Hymettos


alledaagsche
 
vervelende
 

heuvel

 

zeggen

 

heerlijkheid

 

geworden

 
steenklomp
 

December

 
minder
 

laatst