veilig zouden zijn voor de wraak van Bodino, en kwamen te
Ragusa. Nauwelijks waren zij daar aangekomen, of Bodino zond een
gezant, en vorderde van den Senaat de onverwijlde uitlevering der
bloedverwanten van zijn oom. Indien de Senaat zijn verzoek afsloeg,
dan zou de overwinnaar van Bosnie "als een adelaar nederdalen en
Ragusa verdelgen." De Senaat weigerde niettemin, en handhaafde in
zijn waardig antwoord de traditie der republiek, om eene wijkplaats
te zijn voor alle vervolgden.
Niet zoodra had Bodino van zijn gezant deze weigering vernomen,
of hij naderde met een machtig leger, en sloeg zijn kamp op bij den
berg Bergato, voor Ragusa. Dit beleg duurde zeven jaren; de burgers
verdedigden zich met onwrikbaren moed. Het leger van Bodino kwam
in opstand, ten gevolge der wreedheden, waaraan hij zich jegens de
bloedverwanten van Radoslas overgaf; de Koning van Servie moest het
beleg opbreken, maar niet zonder eene sterke bezetting achter te laten
op het versterkte plateau, waar tegenwoordig de Sint-Nicolaaskerk
staat. De aartsbisschop van Ragusa en de abt van het klooster van
Lacroma onderscheidden zich bij die gelegenheid door een daad van
edelen heldenmoed. Zij begaven zich in statigen optocht naar het
kamp van Bodino, en verweten hem, in naam van den levenden God, de
moorden, die hij in koelen bloede bedreven had. Door hunne ernstige
woorden getroffen, deed Bodino boete, en liet op de rots van Lacroma,
ter eere van zijne slachtoffers, een grafteeken oprichten, waarvan
nog heden de overblijfselen zichtbaar zijn.
Echter was het beleg niet geheel opgebroken, want de Serviers hielden
nog altijd hun fort op den heuvel bezet; op Paaschdag van het jaar
1111, maakten de burgers zich met list van die sterkte meester, en
om deze zegepraal te vieren en de herinnering daaraan te bewaren,
werd de vesting geslecht, en in de plaats daarvan eene kerk ter
eere van Sint-Nicolaas gesticht. Om dien zelfden tijd werd de stad
aanmerkelijk uitgelegd; aan het uiteinde van den Stradone, werd een
kanaal gedempt en in een plein herschapen; tevens ontving de republiek
het eiland Nelada ten geschenke van Ourosh I, Koning van Servie.
In 1159 werd Ragusa op nieuw belegerd, en wel door Barich, den Koning
van Bosnie, die met zijne onderdanen ter zake van godsdienstgeschillen
over hoop lag; ook nu hadden de uitgewekenen eene schuilplaats gezocht
in Ragusa. Barich komt met een leger van tienduizend man, en levert
Breno aan de vlammen over; hij tre
|