at; hij bestaat uit vijf-en-veertig leden. Van zijne beslissingen
is geen beroep. Hij stelt de belastingen en alle heffingen vast,
spreekt vonnis in civiele zaken, benoemt de gezanten, sluit vrede
en verklaart den oorlog; zendt om de drie jaar commissien van
onderzoek naar de verschillende districten, vaardigt de wetten uit,
en beraadslaagt over alles wat met de binnen- of buitenlandsche
politiek in verband staat. Deze Senaat vergadert viermaal per week,
later tweemaal; in geval van nood, kan hij door den Rector worden
bijeengeroepen.
De Raad, het derde regeeringscollege, uit zeven senatoren bestaande,
onder voorzitterschap van den Rector, vertegenwoordigt het uitvoerend
gezag: deze raad heeft geheel dezelfde functien als de Signoria te
Venetie. Hij is belast met de uitvoering der besluiten van den Grooten
Raad en den Senaat; elk zijner leden heeft eene bijzondere afdeeling
van het bestuur voor zijne rekening. De Raad voert briefwisseling met
andere mogendheden, ontvangt de gezanten, den aartsbisschop, Vorsten
en andere vreemdelingen van hoogen rang, en onderwerpt belangrijke
kwestien aan de beslissing van den Senaat. De leden van dit college
worden voor een jaar benoemd.
De eerste magistraat der republiek, de Rector, voerde aanvankelijk
den titel van Prior, daarna dien van Graaf. Vroeger bleef de Rector
een jaar in functie, maar na de poging van Damiano Judas om zich in
het gezag te handhaven, werd die termijn ingekort en werd de Rector
voor een maand benoemd; hij moest gedurende dien tijd het paleis
bewonen. Slechts bij sommige gelegenheden mocht hij in het publiek
verschijnen. In de openbare uitoefening van zijn ambt, droeg hij een
wijden, met bloemen geborduurden mantel van karmozijn damast, benevens
een groote pruik met krullen. In het paleis bestond zijne kleeding uit
eene eenvoudige toga van roode wollen stof; hij werd door de lakeien
van den staat bediend, en mocht zijne vertrekken niet verlaten, dan
om ter kerk te gaan. Dan werd hij vergezeld door de leden van den
kleinen Raad en de secretarissen van de Staatskanselarij; voor hem uit
gingen de lakeien en een troep muziekanten met blaasinstrumenten. Een
deurwaarder droeg voor hem een zonnescherm, met karmozijn roode
stof bekleed.
Dit laatste herinnert aan het Oosten: het is de zonnescherm der
rajahs, der sultans, der emirs, der pasjas; ook Venetie heeft dit
symbool van het oppergezag overgenomen. Als Hendrik III, na zijn
vlucht uit Polen, te Venetie een b
|