aan
naar het hotel van Cettinje, om te zorgen dat wij het een en ander
te eten bekomen. Dit hotel is, zoo als ik zeide, nu geheel ledig:
de kastelein, die het gepacht had, was niet in staat het gebouw te
meubileeren; zijn opvolger is pas in functie getreden, en heeft daar
nog geen tijd voor gehad. Echter vinden wij er een open tafel, waar
voor mij eene plaats is beschikbaar gehouden.
Verbeeld u een groot, hol vertrek op de eerste verdieping; in het
midden der zaal staat een tafel, maar flauwelijk verlicht door eenige
lampen, die het grootste gedeelte van het ledige, naakte vertrek in
donkere schemering gehuld laten. Een voor een treden de gasten binnen,
bijna allen opperhoofden en mannen met eenige waardigheid bekleed,
zonder twijfel tot de naburige stammen behoorende en tijdelijk in de
hoofdstad verblijvende. Eene kleine, vrij vlugge dienstmaagd, meer
dan waarschijnlijk uit Dalmatie en wel van de kust geboortig, daar
zij even goed italiaansch als servisch spreekt, wijst mij de eenige
ledige plaats aan; en daar zit ik nu, als elfde man, tusschen tien
Montenegrijnen, weinig innemend van voorkomen, bijna allen rijzige
forsche mannen met lange hairen en zware bruine knevels, de meesten
met medailles versierd, en allen met een volledig arsenaal in hun
gordel! Niemand legt zijne wapenen af, eer hij aan tafel gaat. Als het
eerste gerecht, een soort van aardappelenragout, wordt rondgediend,
wijst een der Montenegrijnen, die mij eer wil bewijzen, met den vinger
op mij, als een teeken dat men mij het eerst moet bedienen. In de
tien gordels tel ik vier-en-twintig pistolen. Alle gasten houden hun
beretta op het hoofd; zij dragen allen het witte buis en het roode,
met goud geborduurde vest. De heeren fluisteren onder elkander, terwijl
zij mij voortdurend aanzien; een hunner vraagt aan de dienstmaagd,
of ik servisch spreek; ik merk dat zij mij tot een Italiaan maakt,
omdat ik mij met haar in die taal onderhoud. "Fransouski" zeg ik, om
mijne nationaliteit bekend te maken. Dit scheen de gasten gunstiger
te stemmen, maar hunne manieren zijn ruw, en ik voel mij niet op mijn
gemak, hoewel men mij blijkbaar met beleefdheid wil behandelen. Als
ik weiger om het eerst bediend te worden, dan beduidt men mij met een
hooghartig gebaar, dat het niet te pas komt, komplimenten te maken,
dat ik slechts heb te gehoorzamen, en mij te schikken naar de regelen
der montenegrijnsche gastvrijheid. Intusschen gaat de maaltijd zijn
gang; een half schaap,
|