s, die ons
hier vergezelde, betrad niet dan met eerbied deze grot; hij sprak
met gedempte stem, als bevonden wij ons in eene kerk! Was hier, uit
dit gat, niet genoeg goud uitgegraven, om daarmede de halve wereld te
kunnen koopen? Naar men ons verzekerde, leverde hier ieder kwintaal
erts gemiddeld honderd-vijftig goudstukken, zoowat duizend francs;
en hoe veel kwintalen heeft de mijnwerker niet reeds uitgehouwen!
De top van den Affinis is door twee groote romeinsche steengroeven
uitgehold, waarvan de breed gebeeldhouwde wanden, op sommige plaatsen,
eenige gelijkenis vertoonen met gebouwen: van daar de namen Csetatye
Mare en Csetatye Mika (Groote Stad en Kleine Stad), hun door de
Walachen gegeven. Inderdaad heeft men hier indrukwekkende monumenten
van de romeinsche macht voor zich. Het midden van de groote groeve
wordt ingenomen door een soort van open circus, waarboven zich de hemel
welft, en dat omringd is door reusachtige rotswanden, waardoor zich
aderen van verschillende kleur slingeren. Torenhooge rotsmassaas,
die men heeft laten staan, verheffen zich boven die omwalling;
langs de wanden van het reuzenamphitheater ziet men, op verschillende
hoogten, breede galerijen, in den steen uitgehouwen, en die met andere
onderaardsche gangen en galerijen in gemeenschap staan. Vergeleken bij
de nauwe gaten, waardoor de tegenwoordige mijnwerkers heenkruipen,
schijnen die hooge gewelfde portalen, die breede bogen en poorten der
romeinsche steengroeven welhaast het werk van een geslacht van titanen:
alles is veel grootscher, op veel ruimer schaal aangelegd. Men gevoelt
dadelijk dat zulke werken niet in een paar dagen werden tot stand
gebracht, en dat de bouwlieden zich niet hebben gehaast om hun arbeid,
hoe dan ook, maar klaar te krijgen: dit zijn de scheppingen van een
volk, dat aan zijne eigen toekomst geloofde en daarom geduld en geen
haast had. Bovendien, zij die in deze mijnen en steengroeven werkten,
waren slaven. Mochten er ook duizenden bij den arbeid bezwijken,
zij werden door andere duizenden vervangen.
De breede galerijen der "Groote Stad" verlatende, haasten wij ons te
paard te stijgen, en zoo spoedig mogelijk weg te rijden: wij hadden
geen oogenblik te verliezen, wilden wij nog voor zonsondergang den
beroemden bazaltberg, de Detunata, de Door den Bliksem Getroffene,
bereiken. Wij volgen een schilderachtig pad langs de groenende
heuvelen van het plateau. Enkele groepen pijnboomen en kleine,
met houtgewas begroeid
|