te had heengelokt, zou dus op
zich zelve voor de hongaarsche regeering zeker geen voldoende reden
zijn geweest om in deze streek een kostbaren spoorweg te maken:
het doel was dan ook voornamelijk, de exploitatie mogelijk te maken
van een zeer rijke steenkolenlaag, in het hart van het gebergte, in
eene hooge, vroeger bijna woeste vallei, van wier bestaan zelfs de
aardrijkskundigen van beroep niets wisten. Deze vallei is een soort
van kloof of verwijding tusschen twee evenwijdig loopende bergketenen
der transylvanische Alpen. Zoo als ook elders meermalen voorkomt,
wordt de waterscheiding hier niet gevormd door de voornaamste keten;
de noordelijke keten, die deze scheiding vormt, en waarover de
spoorweg moest worden aangelegd, is lager dan de zuidelijke; maar
toch hadden de ingenieurs hier met zeer ernstige moeilijkheden te
kampen. De hongaarsche regeering, zeer in haar schik dat zij nu ook
een mijn van "zwarte diamanten" bezat, heeft zich evenwel noch door
de moeilijkheden van het terrein noch door de enorme kosten laten
afschrikken, en zoo werd Petroseny, (spreek uit Petrosjenje) door
een prachtigen spoorweg met het groote europeesche net verbonden.
De baan volgt aanvankelijk de oevers van de Strel, en kronkelt zich
langs den zuidelijken voet van een hooge heuvelgroep; dan, aan den
oostelijken hoek der vlakte gekomen, waar nog op een kalkheuvel een
oude romeinsche toren, als een eenzame schildwacht staat, begint zij
in wijde krommingen de hellingen van de Karpathen te beklimmen. Dit
is het belangrijkste gedeelte van het geheele traject. Bij elke
opeenvolgende kromming vertoont zich een nieuw landschap voor uw oog:
nu eens ziet ge de wijde vlakte van Hatszeg met zijne slingerende
reeksen van populieren en abeelen, tusschen wier gebladerte, hier
en daar, de zilveren wateren flikkeren; dan weder ontwaart ge aan
alle kanten niets dan steile rotswanden of lange glooiingen met
eikenopslag begroeid. De lange trein--want er zijn een menigte
wagens, die met steenkolen moeten geladen worden--slingert en wringt
zich om de uitstekende rotsen en door de smalle kronkelende ravijnen;
hij buigt en plooit zich als eene slang, en het gebeurt wel dat ge u
eensklaps op de helling weer terug vindt, vlak boven het punt, dat ge
zoo even verlaten hebt. Eindelijk, na geruimen tijd gestegen te hebben,
bereikt ge het hoogste punt, ruim zevenhonderd-vijftig el. Witte,
steile rotsen, vol spleten en gaten en scheuren, verheffen zich ter
wederzijd
|