Een kleine schilderachtige hermitage kroont den heuvel,
die zich aan de samenvloeiing der beide rivieren verheft. Tegenover
ons, zagen wij, tusschen twee steile bergen, de zwarte spleet van
den Szurduk, of engte, waardoor de wateren van de Sil met snellen
stroom wegvloeien.
Het dorp Vulkan, waar de rijweg ophoudt, is slechts eene enkele
lange straat, op de onderste helling van den gelijknamigen berg
gebouwd. Omstreeks de helft der bevolking van het dorp bestaat
uit ambtenaren, met de bewaking der walachijsche grenzen belast,
kommiezen, gendarmen, ambtenaren der belasting, oppassers bij de
quarantaine. Uit alle streken van Oostenrijk en Hongarije afkomstig,
schijnen deze ballingen hier geen zeer aangenaam leven te leiden, maar
zij troosten zich met het kegelspel. Hoe armoedig ook, ziet Vulkan
in zijn slijkerige straat een vrij druk handelsverkeer. De Rumeenen
van Walachije brengen, langs de slechte bergpaden, voortreffelijke
vruchten, mais en andere granen, benevens versch vleesch, naar
Petroseny; op marktdagen kan men hen den berg zien afdalen, in lange
karavanen, kudden ossen en varkens voor zich uit drijvende. Volgens de
ontvangen rechten aan het grenskantoor, is hier in 1872 voor ongeveer
vier millioen francs doorgevoerd en omgezet. Deze geheele handel,
waarbij nog de sluikhandel gevoegd moet worden, is bijna uitsluitend
in handen der Walachen; met uitzondering van eene kleine hoeveelheid
ijzer, die zij van Vayda-Hunyad ontvangen, danken zij niets aan de
industrie der Hongaren en Saksers van Zevenbergen. Terwijl hunne
trotsche buren meermalen den schijn aannemen van hen te verachten
wegens hunne traagheid en hun gemis, aan ondernemingsgeest,
ontvangen de bewoners van Petroseny juist van hen wat zij voor hun
levensonderhoud en dagelijksche behoeften noodig hebben. De Walachen
voeren alle verbruiksartikelen aan, en nemen niets mede dan geld,
waarvan natuurlijk de joodsche makelaars en woekeraars wel zorgen
dat zij het leeuwendeel in den zak steken. Jammer slechts dat een
zoo belangrijke handelsweg nog heden voor wagens en rijtuigen even
ontoegankelijk is, als toen de Turken er de vestingwerken bouwden,
waarvan nog de overblijfselen zichtbaar zijn.
Het dorp Vulkan verlatende, nemen wij afscheid van wat men
overeengekomen is de beschaafde wereld te noemen: maar onze joodsche
herbergier had ons, naar gewoonte, behoorlijk bedrogen en bestolen,
waarschijnlijk om ons den overgang minder smartelijk te maken. Wij
zijn nu
|