ggen, dat de regeeringsvorm van Montenegro de
absolute, erfelijke monarchie is. Hier doet zich eene gewichtige vraag
voor: zijn de Turken, die beweeren dat Montenegro door Sultan Moerad
I bij hun rijk, en door Mahomed II meer bepaald bij Albanie, werd
ingelijfd,--rechtens en feitelijk de suzereinen van het vorstendom?
De volledige bespreking dezer ingewikkelde vraag zou ons ver kunnen
leiden, en zou eene ruimte vorderen, waarover ik hier niet beschikken
mag; op grond van zeer ernstige historische studie en de nauwkeurige
lezing van alle turksche en montenegrijnsche diplomatieke dokumenten
sedert de vredesverdragen van Carlowitz en Passarowitz, meen ik
echter het recht te hebben, zeer stellig te antwoorden: Montenegro
is eene van de Porte onafhankelijke mogendheid. In den franschen
Moniteur officiel van 11 Mei 1858 verscheen eene opmerkelijke nota,
die te Constantinopel groot opzien baarde, en welke, zoo als naderhand
bekend werd, was opgesteld door den heer Faugere, die eene aanzienlijke
betrekking bij het departement van buitenlandsche zaken te Parijs
bekleedde. Deze nota is zeer kategorisch, zeer positief, en stelt
tegenover de oostersche spitsvindigheden de onverbiddelijke logika der
feiten. "De ottomannische Porte kan zich noch op onbetwistbare rechten,
noch op redenen van dringende noodzakelijkheid beroepen. Er zijn hier
twee vraagpunten, die wel onderscheiden moeten worden: vooreerst,
bezit de Porte soevereiniteitsrechten op Montenegro; ten andere,
moeten sommige distrikten, die beurtelings in handen der Turken en
in die van den Vorst van Montenegro zijn geweest, gerekend worden
tot dat vorstendom te behooren, of maken zij deel uit van turksche
provincien? Ten aanzien van het eerste punt, beroept de Porte zich op
het recht van verovering; en dit is ook inderdaad het eenige recht,
waarop zij zich met eenige waarschijnlijkheid zou kunnen beroepen,
want er bestaat tusschen haar en Montenegro geen enkel verdrag, waarbij
haar eenig recht van soevereiniteit wordt toegekend. Blijft dus de
verovering: maar het feit der verovering op zich zelf vestigt geen
wezenlijk recht dan onder zekere voorwaarden, waarvan de voornaamste
is de voortdurende en blijvende bezetting van het veroverde land, of
ten minste de volkomen onderwerping blijkbaar uit daden van soeverein
gezag, zoo als bij voorbeeld, het opleggen van een schatting,
de tegenwoordigheid van een garnizoen, enz. Nu weten wij uit de
geschiedenis, dat zoo de Turken somwij
|