de waardigheid
van Vladika in het geslacht Petrowitch, dat tegenwoordig nog regeert,
erfelijk verklaard; daar echter de bisschoppen niet mochten huwen,
werden zij door een hunner neven opgevolgd.
Toen, in 1788, Keizer Jozef II van Duitschland en Keizerin Katharina
II van Rusland aan de Porte den oorlog verklaarden, riepen zij ook
de medewerking der Montenegrijnen in. Deze grepen aanstonds naar de
wapenen, en gaven tot in 1791 aan een turksch leger van vijftigduizend
man de handen vol werk; maar toen in Augustus van dat jaar de vrede
van Sistowa gesloten werd, vergaten de beide monarchen, ondanks hunne
plechtige beloften, hun trouwe bondgenooten en werd te hunner behoeve
niets bedongen. Nu volgde voor Montenegro een betrekkelijk lange tijd
van rust, dien de later heilig verklaarde Vladika Peter I Petrowitch
gebruikte om de inwendige aangelegenheden des lands zooveel mogelijk
te regelen. Hij maakte een einde aan de onderlinge veeten der stammen,
breidde de bevoegdheid van het opperste gerechtshof uit, en vaardigde
in 1798 een algemeen wetboek (Zakonik) uit, waarin de tot dusver
in Montenegro gebruikelijke en overgeleverde wetten en regelen van
bestuur, rechtspleging enz. waren bijeenverzameld. Aan de oorlogen van
Rusland tegen Turkije en Frankrijk, in de eerste jaren dezer eeuw,
namen de Montenegrijnen zeer levendig aandeel; en in 1812 veroverde
Peter de Bocca di Cattaro met de stad van dien naam, waardoor hij eene
voor zijn volk schier onmisbare gemeenschap met de Adriatische-zee
verkreeg. Men vergunde hem evenwel niet, die natuurlijke haven van
Montenegro te behouden; hij moest de stad aan Oostenrijk afstaan,
dat toch, naar men zou meenen, met geheel Dalmatie tevreden kon zijn
en het arme vorstendom dezen eenigen uitgang naar de beschaafde wereld
niet behoefde te benijden.
De opvolger van Peter I, de jonge, edele Peter II, die in Petersburg
zijne opvoeding ontvangen had, heeft zich door zijne onvermoeide
pogingen tot beschaving van zijn volk een welverdienden roem
verworven. Zelf een man van veel aanleg en ontwikkeling, ook dichter,
bevorderde hij krachtig de belangen van het zoozeer verwaarloosde
onderwijs, en maakte zich als regent verdienstelijk door de vestiging
van eene regelmatige regeering en de zorg voor de welvaart en de
ontwikkeling zijns volks. Ook hij voerde bij herhaling oorlog tegen
de Turken en was daarin meestal gelukkig, al was het ook, bij gebrek
aan medewerking, indien al niet door rechtstreeksch
|