e verwarring der opeenvolgende invasien van Kroaten,
Bulgaren en Serviers. Het servische rijk wordt gegrondvest en neemt
snel in macht toe; dit rijk, dat nog steeds het ideaal is, naar
welks verwezenlijking alle Zuid-Slaven smachtend uitzien, omvatte,
behalve het tegenwoordige Servie, ook Bosnie, Moesie, een deel van
Dalmatie en Dacie. Bij den noodlottigen slag van Kossovo (1389)
ging dit servische rijk te gronde, en vielen de tot dusver aan de
servische kroon behoorende landen in de macht der Turken.
Toen aldus de slavische macht gebroken werd, behoorde ook het
tegenwoordige Montenegro tot Servie, en werd bestuurd door een ban,
die het oppergezag der servische Koningen erkende. De nederlaag bij
Kossovo verbrak die banden; de bans, hertogen of vorsten van Zeta
weigerden zich te onderwerpen aan de mohammedaansche heerschappij,
en weken met eenige stammen (plemena) naar de bijna ontoegankelijke
bergen, waar zij hunne onafhankelijkheid wisten te handhaven. Dat zij,
ondanks de bijna rusteloos herhaalde pogingen der Turken om dit laatste
overblijfsel der eenmaal zoo machtige servische natie onder hun juk
te doen bukken, deze hunne onafhankelijkheid nu welhaast gedurende
vijf eeuwen inderdaad hebben bewaard:--ziedaar een eeretitel, waarop
de Montenegrijnen met het volste recht trotsch mogen zijn, en die hen
de rechtmatigste aanspraak moest geven op de warme sympathie en de
krachtige ondersteuning van het christelijk Europa, indien dat Europa
zich heden nog door andere beweegredenen, dan die aan het cynische
eigenbelang ontleend, liet leiden. Maar toch, al worden zij door hunne
natuurlijke bondgenooten te vaak alleen gelaten in den strijd tegen
den gemeenschappelijken erfvijand, zij hebben de worsteling tegen de
overstelpende overmacht niet opgegeven, en nog altijd staat Montenegro
als een laatste bolwerk der zuid-slavische nationaliteit:--moge het
ook zijn als de profecie eener betere toekomst.
Na het uitsterven van de oude vorstelijke familie van Balschich, in
1421, verkozen de Montenegrijnen den dapperen Stophan Tzernojewitch
tot Vorst; deze stichtte twee havensteden aan de Adriatische-zee, en
bouwde ook het klooster te Cettinje, dat in 1485 tot den zetel der
regeering verheven werd. Stephan sloot een verbond van vriendschap
met Venetie, en leefde, even als zijn zoon Iwan, in onophoudelijken
krijg met de Turken. Een der gewichtigste feiten van dit tijdvak is wel
de overbrenging van den vorstelijken zetel van Zabljak, een
|