eide en die ten volle
de waarde en de beteekenis dezer vaderlandsche liederen begreep. De
Prins beveelt dat men dien guzlar opspore. Nu bleek het dat deze
beroemde zanger een oude roover was, bedekt met litteekenen, en die
zich nog altijd niet had verzoend met de pandoeren en de gendarmen;
hij begreep niet wat de Vorst van hem verlangde; hij vreesde dat men
hem een strik spande en deed geen mond open. Om hem aan de praat te
krijgen, werd hij half dronken gemaakt: nu droeg hij zijn gedicht voor,
en de slavische litteratuur telde een meesterstuk te meer.
XV.
Des morgens ten negen uur verliet ik Ragusa, om met een der booten van
Lloyd rechtstreeks naar Cattaro te gaan, waar ik omstreeks half vijf
aankwam. Deze tocht van zeven en een half uur, op een mooien herfstdag,
als de zon iets van haar kracht verloren heeft en men op het dek der
boot blijven kan, is zeker een der aangenaamste, die men zich kan
denken. Het landschap toch, vooral nadat men kaap Ostro is omgevaren,
behoort buiten kijf tot de schoonste der wereld; volgens sommigen,
zou de Bocca di Cattaro vergeefs hare wedergade zoeken.
Naar den naam te oordeelen, zou men meenen dat de Bocca di Cattaro
(Mond van Cattaro) de uitmonding was van eene of andere rivier,
die zich daar in zee stort. Intusschen is juist het omgekeerde het
geval. Wij hebben hier niet te doen met een riviermond, maar met een
inham der zee, met eene gewelddadige opening, die de Aziatische-zee
in de haar omzoomende bergketen gemaakt heeft. Die opening is echter
niet regelmatig en ook niet op eens gemaakt: de golven hebben om zoo
te zeggen langzamerhand den berg ondermijnd en zijn zoo landwaarts
ingedrongen; de zee kronkelt zich om de bergwanden heen, vormt hier
een breed bekken, ginds een nauw kanaal, dat weder naar een nieuwe
baai voert. Elk kanaal, of zoo ge wilt elke engte, die van de eene
waterkom naar de andere voert, draagt den naam van Bocca, en het geheel
heet Bocche di Cattaro, naar de stad van dien naam, aan de binnenste
baai gelegen. De eerste Bocca ligt aan de Adriatische-zee, tusschen
kaap Ostro en de rots Zaniza; de tweede, tusschen de landpunt van
Cobilla en Lustiza; de derde te Combur; de vierde te Santa-Domenica;
de vijfde te Le Cattene, en de zesde te Perzagno. De vaart van den
ingang der Bocca tot Cattaro duurt twee uren. De vijfde zeeengte is
de smalste van allen; de doorvaart is hier zoo eng ingesloten, dat in
1381, toen koning Lodewijk van Hongarije Cattaro tegen de Ve
|