nen, aan dwarslatten bevestigd, gedekt: ongetwijfeld
om het te beveiligen tegen het geweld van den wind. Wij komen op
eene binnenplaats, waar, als in een slachthuis, het bloed over den
harden rotsgrond vloeit en in een soort van put of bak wegloopt. Op
den drempel der woning staat een man van omstreeks vijftig jaar,
met de beretta op het hoofd en in de nationale kleederdracht;
met vriendelijke waardigheid ontvangt hij den begroetingskus
van onzen reismakker. Jongelieden, met bloed overspat, groeten
glimlachend de aankomelingen en verdwijnen dan in de kleine stallen
of hokken, die op de plaats uitkomen; op den grond liggen groote
stukken schapenvleesch. Kleine kinderen, mede met bloed besmeerd,
de kleine roode muts op het hoofd, schuilen weg bij de vrouwen,
die zich eerbiedig op een afstand houden. Wij zijn in het laatst
van October, en het montenegrijnsch gezin is bezig aan de gewichtige
taak der toebereiding van de castradina. Met den naam van castradina
noemt men hier het gezouten en gerookte geiten- en schapenvleesch,
dat de voornaamste bron van inkomst is voor het geheele vorstendom,
het belangrijkste artikel van zijn uitvoerhandel, nevens de scoranze,
een soort van visch, die in het meer van Skutari gevangen, en gezouten
en gedroogd wordt. Even als in de aartsvaderlijke tijden, zou houdt
ook hier het hoofd des gezins zelf het toezicht over de werkzaamheden;
wij verrassen de familie bij het eerste gedeelte van haar arbeid: bij
het slachten, dat tegenwoordig op de gewone wijze, door het afsnijden
van den strot, geschiedt. Reizigers, die een dozijn jaren geleden
Montenegro bezochten, verhalen ons, dat destijds de schapen en geiten
in perken worden opgesloten, en vervolgens door den eigenaar met den
yatagan in het wilde werden neergesabeld, tot de gansche ruimte met
lijken overdekt was.
Na de gewone begroetingen, bestijgen wij enkele trappen en treden
een ruim, zindelijk vertrek binnen, met een lage zoldering,
witgepleisterde muren en geplaveiden vloer; dit vertrek ontvangt
zijn licht door twee kleine getraliede vensters, ter manshoogte
aangebracht. Dit is de eenige kamer van het huis. De eene wand wordt
ingenomen door twee groote, zeer breede bedden, door eene tamelijke
tusschenruimte gescheiden. In een hoek staat eene groote lage tafel,
met een kleed bedekt, en daaromheen banken en op de plaats der eere
een houten leuningstoel of zetel. Tusschen het bed en de tafel,
zie ik aan den muur een geschilderd rek, waaraan
|