arlangs zij met ongeloofelijke
vaardigheid omhoog klauteren en aldus den omweg van twee kilometers
uithalen, dien wij moeten maken. Hoe zij dien tocht tegen de schier
loodrechte helling durven wagen, is mij onbegrijpelijk. Trouwens,
de jonge knaap, die ons vergezelt, doet hetzelfde, niettegenstaande
men zou meenen dat de opanka, het nationale schoeisel der Zuid-Slaven,
voor dergelijke expedities geheel ongeschikt is. Bij Verba ontmoeten
wij een gezelschap, waarvan de aanvoerder ons met een eigenaardige,
fiere beleefdheid den slavischen groet brengt. Kent het familiehoofd
den heer Radamanovich persoonlijk, dan maakt hij eene buiging,
en kust hem op de beide wangen, waarbij de knie een weinig wordt
gebogen en de linkerhand op de borst gelegd, terwijl de rechter de
beretta oplicht; de vrouwen komen ons, een voor een, de hand kussen,
daarbij op doffen toon de woorden prevelende: O! prijs God! Dan gaan
zij verder bergopwaarts.
Wij zijn te Njegosch, in eene soort van vlakte, op het eerste plateau
van den berg, tusschen Cattaro en Cettinje: een halt, waar de reiziger
even uitrust, eer hij de nieuwe berghellingen gaat beklimmen, die
zich aan den horizon verheffen, en Albanie en het meer van Skutari
aan zijn oog onttrekken.
Men moet den weg verlaten en een weinig links afslaan om de eerste
huizen te bereiken van Njegosch, de hoofdplaats van een distrikt,
dat verscheidene dorpen omvat. Zooals ik reeds gezegd heb, hebben de
slavische landlieden in geheel Dalmatie, in Istrie en in Herzegowina,
de gewoonte om hunne huizen of hutten op aanmerkelijke afstanden van
elkander te bouwen, even als landhoeven; deze zucht tot afzondering
vindt voor een deel hare verklaring in die andere gewoonte, volgens
welke alle leden van een gezin zoo lang eenigszins mogelijk bij
elkander onder hetzelfde dak blijven wonen. Hier, in Njegosch,
staan de huizen meer in een groep vereenigd; de buitengewoon lage
woningen verdwijnen bijna geheel tusschen reusachtige steenblokken en
de oneffenheden van een rotsig afgebrokkeld terrein, waar de natuur,
met schrale hand, hier en daar enkele plekken met bebouwbare aarde
heeft bestrooid: kostbare, doch helaas al te weinig talrijke oasen,
die zorgvuldig door kleine muren zijn omgeven, opdat de stormwind de
aarde niet wegvoere, waaraan men het kostbare zaad heeft toevertrouwd.
Het huis, waar wij stilhouden, staat aan den ingang van het dorp,
en ziet er uitwendig meer dan eenvoudig uit. Het dak is met
groote stee
|