n kultuur ontmoet, is
dit gedeelte des lands niet veel meer dan een dorre steenwoestijn,
een chaos van wild door elkander geworpen rotsen, het ruwste en
onvruchtbaarste deel van geheel Montenegro. Later zullen wij, in de
Berda, weilanden vinden, die het althans voor den mensch mogelijk
maken te bestaan, en eenigermate het raadsel helpen verklaren, dat
deze zoo schraal bedeelde bevolking niet van honger omkomt.
II.
Njegosch ligt ter zijde van den weg, die van Cattaro naar Cettinje
loopt: wij moesten dus rechts afslaan en de vlakte oversteken; onze
paarden wachtten ons aan den voet van den berg, waarachter Cettinje
ligt, en dien wij nu moeten beklimmen. Wij werpen een weemoedigen blik
op de armzalige akkers en de treurige kultuur van deze streek: het
zijn kleine, ronde, vierkante of driehoekige stukjes grond, verloren
te midden dezer wildernis van rotsen. Elk dezer stukjes, dat voor den
eigenaar schier een fortuin vertegenwoordigt, is zorgvuldig omringd
door eene omwalling van rotsbrokken; naar men mij verhaalt, is de
koopwaarde van zulke perceeltjes zeer aanzienlijk. Naar het schijnt,
zijn al de mannen, die niet bij de bereiding der castradina noodig
zijn, naar buiten gegaan om op den akker te werken of aardappelen te
rooien. Ten einde mij van de kwaliteit van dit gewas te overtuigen,
daalde ik in een klein ravijn af, waar eenige vrouwen bezig waren
een kuil in den grond te delven, om daarin de aardappelen te bewaren;
deze kuil wordt vervolgens overdekt met eene laag aarde, met kleine
steentjes vermengd, die zoo lang bewerkt en plat getreden wordt, tot
zij zoo hard en vast is als macadam. In Bosnie worden de aardappelen
op dezelfde wijze bewaard. De knol is gezond en zeer goed uitgegroeid,
hoewel hij in een bij uitnemendheid steenachtigen grond is gepoot; die
kleine akkers in de ravijnen en spleten, zoo klein dat zij somwijlen
niet meer dan vier of vijf el in doorsnede meten, zijn trouwens voor
mij niet nieuw. Zij zijn eene herhaling op kleiner schaal van de
dollinas in Istrie en Dalmatie, waar de bora met verwoestende kracht
waait, en waar de weinige plekken vruchtbare grond, tusschen de rotsen
verscholen, met de uiterste zorg worden bebouwd door de landlieden,
wie hun geboortelot veroordeelt om op dezen ondankbaren bodem te leven
te midden eener stiefmoederlijke natuur, die zij echter liefhebben,
als overlaadde zij hen met haar rijkste en schoonste gaven.
Om den afstand tusschen Njegosch en Cettinje af te legge
|