de Adriatische-zee. Wij hadden Istrie, den Quarnero en
zijne eilanden en geheel Dalmatie gezien; het heerlijkste weder had
onafgebroken onze reis begunstigd en die tot een ongestoord genot
gemaakt. Zachtkens gleden wij voort over de helder blauwe golven;
de witte steden der oude venetiaansche kolonien, met haar gordel van
hooge muren, haar kerken en campaniles, haar schat van herinneringen
en haar monumenten van kunst en vroegere grootheid, togen langs
onze oogen voorbij, afgewisseld door allerlei aantrekkelijke
karakteristieke natuurtafreelen. Al verder en verder had de
belangstelling ons heengelokt, en nimmer hadden wij ons beklaagd,
aan de verlokking gehoor te hebben gegeven. Waarom dan niet nogmaals
geluisterd naar de stem, die ons heen riep naar dat Tzernagora,
dat schier ongenaakbaar bergland, die door de natuur zelve gewrochte
vesting, bewoond door dat fiere, onversaagde montenegrijnsche ras,
dat zich voor immer beroemd heeft gemaakt door zijn ontembaren moed
en zijne onbuigbare vrijheidsliefde, dat ras van helden, waarvoor
ieder mannenhart sympathie gevoelen moet? Wij aarzelden niet lang;
en den 28sten October, bevonden wij ons, des morgens ten negen uur,
aan de poort van Cattaro, waar de heer Radamanovich, de agent van den
Vorst van Montenegro, ons bescheiden had, gereed tot de reis en met
de oogen de hoogte metende van den geweldigen bergwand, dien wij te
bestijgen hadden.
De berg rijst zoo steil en zoo plotseling omhoog, en de ruimte tusschen
de zee en de rotsen is zoo eng begrensd, dat de mensch op kunstmiddelen
bedacht heeft moeten zijn om dezen natuurlijken scheidsmuur over te
klimmen; de weg is dan ook in de rots zelve uitgehouwen en kronkelt
zich in zigzag, met niet minder dan drie-en-zeventig wendingen, naar
boven: de naam Scala, trapladder, is dan ook, op dit duizelingwekkende
pad toegepast, volkomen juist. Kort na ons vertrek, nadat wij
vijf-en-dertig minuten geklommen hadden, kwamen wij aan een dorp,
tusschen de citadel en de stad weggescholen, tusschen de rotsspleten
verborgen; de daken der huizen, even als die der zwitsersche chalets,
met zware steenen tegen den wind beschut, liggen op gelijke hoogte
met den weg. Naarmate ge hooger klimt, verbreedt zich het panorama:
eerst overziet ge de stad, dan de eigenlijke golf van Cattaro, dan de
gansche Bocca, de bergen langs de kust der Adriatische-zee. Reeds kunt
ge Perasto onderscheiden, en de menigte kleine witte dorpen, die de
kust omzoomen, wegschui
|