een jaar van stormen richt dan
ook onder de bewoners droevige verwoestingen aan, en somwijlen ziet
ge dorpen, waar de halve bevolking in rouwgewaad is gehuld. Maar
blijven zij in het leven, dan weten zij dikwijls zeer spoedig eene
vrij aanzienlijke fortuin bijeen te brengen. Is dit het geval, dan
keeren zij naar de Bocca terug, verfraaien hunne ouderlijke woning
of bouwen eene nieuwe, waaraan zij, zoo dit eenigszins mogelijk is,
een lapje grond toevoegen, dat zij met enkele olijven beplanten. Zij
zijn in het minst niet ijdel; zij trachten volstrekt niet te schitteren
en hun buren te toonen hoe rijk zij zijn; zij kennen geen weelde voor
zich zelven; ernstig en stil, leven zij rustig in hun eigen kring. Naar
men zegt, hebben sommige rijke Bocchesi in hunne woning exemplaren
der wapenen van alle landen, die zij bezocht hebben. Waarschijnlijk
dankt deze mode haar oorsprong aan de noodzakelijkheid, waarin men
althans vroeger verkeerde, om steeds gereed te zijn tot het afweren
der aanvallen van Turken en Montenegrijnen.
Tusschen Risano en de grenzen van Herzegowina, op eene aanzienlijke
hoogte in de bergen, niet ver van Grahovo, leest men op de kaart den
naam van een dorp, beroemd wegens den krijgshaftigen aard zijner
bewoners: het dorp Krivoscje, moeilijk te genaken, volgens de wet
aan Oostenrijk behoorende, maar dat, door zijne ligging, feitelijk
onafhankelijk is. Ook deze dorpelingen zijn Bocchesi; maar zij
wonen in de bergen, en hebben dus andere gewoonten en zeden dan de
kustbewoners. De natuur is niet altijd in harmonie met de kunstmatige
verdeelingen en schikkingen der menschen: zij zelve heeft voor de
verschillende landen der aarde natuurlijke grenzen getrokken, en het
karakter van degenen, die aldus, zij het ook slechts door een berg of
eene rivier, gescheiden zijn, kan zeer wezenlijk verschillen. Maar
als de grenslijn geheel willekeurig is getrokken, hoe zou men
dan zoodanig verschil kunnen verwachten? De Krivoscjianen zijn dus
inderdaad Montenegrijnen, niet alleen wat hun voorkomen, hun kostuum,
hunne gewoonten betreft, maar ook met opzicht tot hun onrustigen,
krijgshaftigen aard. Voor den vreemdeling is het uiterst moeilijk,
een bewoner van Krivoscje van een bewoner van Cettinje of Rjeka te
onderscheiden.
In 1869 wilde de oostenrijksch-hongaarsche regeering, die Dalmatie
geheel op gelijken voet met de andere gewesten des rijks had gesteld,
ook hare onderdanen van Krivoscje aan de conscriptie onderwerpen. De
b
|