kt zich tijdelijk terug voor den
vastberaden tegenstand der burgers, maar kondigt tevens zijn voornemen
aan, om het volgende jaar terug te keeren. Ragusa wacht hem niet af;
zij sluit een verbond met andere dalmatische steden, en rukt, met een
vrij sterk leger, rechtstreeks naar Trebinje; Barich ziet zich weldra
gedwongen een vernederenden vrede te teekenen, waarbij de republiek
nieuwe handelsvoordeelen bedingt.
De macht van Ragusa was aanmerkelijk gestegen; zij had, ondanks
herhaalde pogingen van Venetie om de kleine republiek aan haar
gezag of protektoraat te onderwerpen, haar onafhankelijkheid weten
te bewaren. Nu echter vinden wij gewag gemaakt van burgertwisten,
die den Senaat bewogen, zelf de bescherming in te roepen, welke hij
tot dusver volstandig verworpen had. Naar het toen heerschende recht,
moest de Rector of eerste overheidspersoon der republiek na verloop van
een jaar zijn ambt nederleggen. De Rector Damiano Judas had evenwel de
soldaten omgekocht, en was reeds sedert twee jaren aan het bestuur; hij
verhinderde de vergaderingen van den Raad en oefende een dictatoriaal
gezag uit. Een zijner schoonzoons, Piero Benessa, verbond zich met
eenige edelen, en stelde voor, de tusschenkomst van Venetie in te
roepen. Dit stond gelijk met vrijwillig zijne onafhankelijkheid op
het spel te zetten; maar toch besloot men den stap te wagen. Benessa
ging naar Venetie en trad in onderhandeling met den Senaat; men gaf
hem twee galeien, waarmede tevens een gezantschap naar Constantinopel
vertrok. Op zijne reize hield hij zich te Ragusa op, en noodigde
Damiano uit om aan boord te komen, ten einde de geschenken te zien,
die den Keizer zouden worden aangeboden. Nauwelijks had hij den
voet op het dek gezet, of de Rector werd in boeien geslagen; hij
verbrijzelde zich het hoofd tegen het boord. Intusschen bleek weldra,
welk een gevaarlijken stap men gedaan had: de Senaat van San-Marco
stelde een gouverneur over Ragusa aan, en dwong de kleine republiek
aan al de oorlogen, waarin Venetie gewikkeld werd, deel te nemen.
Van 1216 tot 1357 was Ragusa bijna een vasalstaat van Venetie; zij
had wel haar eigen regeeringsvorm, haar eigen vlag en de keuze harer
magistraten behouden, maar de invloed van den Senaat van Venetie
was oppermachtig. De republiek wist inmiddels, ook door behendig
aangeknoopte alliantien en door een beleidvol gebruik maken van de
omstandigheden, langzamerhand hare zelfstandigheid te herwinnen,
tot in 1359, in plaat
|