s van den door Venetie gezonden gouverneur,
drie ragusaansche patriciers gekozen werden, die den titel van
rectoren voerden. De groote republiek van Sint-Marcus, die onbetwist
meesteresse was van de Adriatische zee, nam met deze verandering
genoegen, en liet hierdoor haar oppergezag over dit schier onmerkbaar
plekje gronds varen.
Inmiddels was eene nieuwe macht op het tooneel verschenen, waar zij
eene zoo ontzaglijke rol spelen zou: de Turken hadden den voet in
Europa gezet, en een aanvang gemaakt met die reeks van veroveringen,
die het grieksche rijk zouden verzwelgen, het duitsche op den rand van
den ondergang brengen, en gansch Europa met schrik vervullen. Reeds in
1358 knoopt de republiek van Ragusa betrekkingen aan met deze barbaren,
die bereids tot in de aangrenzende landen zijn doorgedrongen en de
Slaven tot onderwerping zullen dwingen; in het genoemde jaar zendt zij
een gezantschap naar den emir Orcan. Ragusa biedt hem eene schatting
aan van vijfhonderd sequinen per jaar, en bedingt daarvoor zoo veel
mogelijk voorrechten en privilegien voor haar handel. Zij ziet in
de Turken de machtigste en onverzoenlijke vijanden van haar oude
mededingster, de republiek van Venetie; zij is de eerste mogendheid
in Europa, die een bondgenootschap sluit met den turkschen Sultan:
iets, wat haar juist niet tot eer verstrekt.
Dank zij dit bondgenootschap, gelukte het echter der republiek, ondanks
voorbijgaande moeilijkheden, haar onafhankelijkheid te bewaren, ook bij
de menigvuldige oorlogen, die Turken en Hongaren met elkander voerden,
en waarin zij meermalen dreigde betrokken te worden. Eindelijk valt ook
Constantinopel in de macht der mongoolsche horde, die bereids Servie,
Bosnie, Herzegowina, Albanie en een deel van Hongarije aan haar juk
heeft onderworpen. Mohammed II, de veroveraar van Constantinopel,
vermeestert voor en na al de havens van Dalmatie, en zijne vloot
nadert Ragusa. De burgers zijn door schrik bevangen; de republiek
heeft geen bondgenooten; aan weerstand valt tegenover dien vijand
niet te denken. Men besluit dus een gezantschap naar den Sultan af te
vaardigen. Deze eischte den afstand van al het grondgebied buiten de
wallen der stad, die dan hare onafhankelijkheid mocht behouden. De
Senaat antwoordde, dat de republiek zich aan den wil van den Sultan
onderwerpen zou, maar merkte daarbij op, dat Ragusa, van geheel haar
gebied beroofd, zich niet zou kunnen staande houden, en in handen van
den Koning van Hongarij
|