iland Methana, de noordelijke landpunt van het eiland Hydra;
links de zee, de zee met haar onbeschrijfelijke kleurenmengeling
in alle overgangen van fluweelig blauw; ginds, aan den uitersten
gezichtseinder, eilanden, badende in een doorschijnenden glans van
purperkleurig licht: Sint-George, Therma, Serpho, Milo; meer op den
voorgrond, het eiland Egina met de hooge bergspits van Sint-Elias;
dan de steile rotsen van het eiland Salamis, en tusschen die beiden
eene groep van kleine eilandjes, hier en daar verspreid, als een vloot
voor anker. Nog dichter bij, de bochtige kust met haar inhammen en
voorgebergten, en de havens van Phaleros, van Munychia en van den
Piraeus, en de baai van Salamis.
Als ge over dit weergaloos panorama uwe blikken dwalen laat, dan kunt
ge eenigszins begrijpen, welken invloed de eigenaardige gesteldheid
des lands op het karakter en de nationale ontwikkeling der Grieken
hebben moest.
Die talrijke eilanden, als zoo vele rustpunten en handelskantoren over
de wateren gestrooid; die kustenlijn, telkens afgebroken door baaien
en inhammen, die diep in het land indringen en het binnenland voor de
schepen openen: moest deze gedaante van hun land, niet als van zelf bij
de Grieken de lust doen ontwaken voor scheepvaart en handel, bovendien
zoo geheel passende bij hun levendigen, bewegelijken aard? Lokkend en
noodigend omspoelde de heerlijke zee overal hunne kusten; wat wonder,
dat zij die noodiging volgden, zich met hunne vlugge schepen aan de
blauwe golven vertrouwden, en zich lieten voeren naar verwijderde
stranden, waar nieuwe avonturen hen wachtten?
Het was trouwens niet enkel eer- en heerschzucht, het was ook de
noodzakelijkheid, die met name bij de Atheners den zin voor avonturen
en verre ondernemingen ontwikkelde. Door hun uitgebreiden handel
en hunne zee-oorlogen werden zij, in korten tijd, de beheerschers
van Griekenland en van de Middellandsche-zee. Tijdens haar bloei,
was Athene de eerste zeemogendheid der toenmalige wereld, en met
het verlies harer maritieme grootheid, was ook het tijdperk van haar
macht en bloei als staat voorbij. Die kleine, engbegrensde vlakte,
zonder boomen en zonder graan, beteekende niets; en ware zij niet
door de zee bespoeld, wel nimmer zou Athene geworden zijn wat het
thans is geweest. Nu werd deze in zich zelve zoo schraal bedeelde
plek gronds een brandpunt van handel en nijverheid, de kweekplaats
van wetenschap en kunst; nu leefden hier vierhonderd-duizend slaven e
|