n
vijftigduizend vrijen. Overal, waar weelde en rijkdom gevonden werd,
werden de werken der atheensche kunstenaars gezocht en duur betaald;
Perikles begreep dit volkomen, en wist zeer goed wat hij deed, toen
hij zich boven alles beijverde om aan zijn volk op het gebied der
kunst den eersten rang te verzekeren. Voorwaar, het was niet om zijne
persoonlijke ijdelheid te streelen, dat deze groote staatsman voor den
bouw van het Parthenon eene som besteedde, die gelijk stond met het
drievoudige der jaarlijksche inkomsten van den staat. Hij begreep zeer
goed dat deze stichting, waarbij de bouwkunst, de beeldhouwkunst en
de schilderkunst zich hadden vereenigd om het hoogste en volmaaktste
te scheppen waartoe de toenmalige wereld in staat was, voor langen
tijd aan Athene den voorrang zou verzekeren: een rang, die haar door
geen anderen helleenschen staat kon worden betwist, en met dien rang
tevens de heerschappij over geheel de helleensche wereld. Die macht
is snel gedaald: het schitterende tijdperk van Athene's heerlijkheid
duurde maar kort, korter waarschijnlijk dan de geniale staatsman zich
had voorgesteld; doch wat hij gewrocht had, was onvergankelijk; hij
had meer gedaan dan hij zich had voorgesteld: hij had niet alleen aan
Athene den eersten rang verzekerd onder de helleensche staten, maar
haar tevens eene eerste plaats verworven in de geschiedenis van de
beschaving der wereld, een macht en invloed, die de eeuwen tarten zou.
In de stad Athene zelve worden nog maar weinig antieke monumenten
gevonden. Ieder kent, al is het dan ook uit photografien, de portiek
van Hadrianus, de zuilen van den tempel van Zeus Olympios, den toren
der Winden, het theater van Bacchos, de tribune van Demosthenes. Maar
zoo de touristen nooit zullen verzuimen, in dikwijls maar al te zeer
geveinsde bewondering voor deze monumenten stil te staan, zijn er
maar weinigen, die zich verwaardigen eenige aandacht te schenken aan
de fraaie byzantijnsche kerken, door geheel de stad verspreid. En
toch zijn die alleszins de aandacht waard.
In de eerste eeuwen der christelijke jaartelling schijnen er in
Griekenland weinig of geen kerken te zijn gebouwd. Het Evangelie had
bij de massa des volks geen ingang gevonden; de oude eeredienst was
nog in stand gebleven, en Julianus bracht nog zijne hulde aan Pallas
Athene in het Parthenon. Later, toen het Christendom voor goed over
het oude polytheisme had gezegevierd, werd dit natuurlijk anders;
onder Justinianus wer
|