jvigheid van vroeger heerscht. Tusschen
Gravosa en Ragusa, vlak langs den weg, bouwden de rijke kooplieden
der republiek hunne landhuizen, door bekoorlijke tuinen omringd,
waar zij het volle genot van het buitenleven konden smaken.
Wie de geschiedenis van Ragusa kent, zal niet zonder een gevoel van
eerbied deze stad betreden; ik durf zelfs beweeren, dat het zonderlinge
voorkomen der stad, zoo hoogst eigenaardig en karakteristiek ten
gevolge van het gekozen terrein, in allen deele beantwoordt aan de
verwachting, die de kenner harer historie zich van Ragusa gevormd
heeft.
Op de tuinen en landhuizen langs den weg, volgt de voorstad Pille,
waar men eenige logementen voor de reizigers vindt; vlak tegenover den
weg verrijst de poort der vesting, die de gansche stad omvat. Ge ziet
niets dan bedekte wegen, ophaalbruggen, diepe droge grachten, waarin,
tusschen de rotsen, vijgeboomen groeien; esplanaden, waarop soldaten
exerceeren; hooge gekanteelde muren, die de golvingen van den grond
volgen, met zware torens en valpoorten, die aan de middeleeuwsche
burchten denken doen. Boven den hoofdingang prijkt een wapenschild in
bas-relief, voorstellende Sint-Biagio (Blasius), bisschop, met myter
en kromstaf, en daarachter een burcht. Dit is het wapen der stad en het
zegel der republiek van Ragusa; zij koos den heiligen bisschop tot haar
patroon, omdat, bij zekere gelegenheid, toen de Venetianen zich door
een krijgslist van de stad wilden meester maken, een priester voor den
Senaat verklaarde, dat San-Biagio hem in den droom verschenen was en
de plannen van den vijand had ontdekt (971). Hebt ge de smalle poort
achter u, dan moet ge nog eene drie-dubbele omwalling met wachthuizen
doorgaan, eer ge den Stradone bereikt.
De Stradone van Ragusa (strada, straat) is het voornaamste deel
der geheele stad; bijna aan den ingang staat eene fraaie fontein,
sierlijk en smaakvol bewerkt, uit het begin der zestiende eeuw; zij is
of niet voltooid, of heeft door een of andere ramp haar bovengedeelte
verloren. Tegenover de fontein verrijst de voorgevel van eene mooie
kerk, die tot een Franciskaner-klooster behoort. Verbeeld u verder een
geplaveiden weg, tusschen de tien en twaalf ellen breed, ter wederzijde
omzoomd door eenvormige huizen van graniet; die huizen zijn zeer breed,
zeer eenvoudig, zonder eenigen stijl, met zuilengangen voorzien en van
elkander gescheiden door smalle steegjes, ter breedte van hoogstens
twee el. Ter linkerzijde voert elk d
|