Frankrijk, Engeland of Duitschland hebben
bezocht, zich door hunne echt wetenschappelijke vorming en grootere
bekwaamheid boven hunne minder begunstigde landgenooten. Het ware
wel te wenschen, dat nog meer studenten en begaafde jongelieden in
het Westen hunne opleiding ontvingen; en de regeering zou een goed
werk doen, indien zij hen, wier middelen dit niet veroorloven, door
geldelijke ondersteuning te hulp kwam. Dit zou voor Griekenland een
dubbel voordeel opleveren. Die jongelieden zouden niet alleen rijker
aan kennis en wetenschap in hun land terugkeeren, maar zij zouden ook,
door rechtstreeksche persoonlijke waarneming, de maatschappelijke
en ekonomische wetten hebben leeren kennen, van welker naleving de
voorspoed en ontwikkeling van elk land, groot of klein, afhankelijk
is. Hun gezichtskring zou uitgebreid, hun ervaring verrijkt, hun geest
van menig vooroordeel bevrijd worden. Aan den anderen kant zouden
deze jongelieden aan Europa kunnen toonen, dat de Grieken niet enkel,
zoo als hunne vijanden beweeren, politieke warhoofden en intriganten,
wispelturige rumoermakers en half onbeschaafde wilden zijn, maar
dat er integendeel in dat volk groote en edele krachten sluimeren,
die waarborgen kunnen zijn voor eene betere toekomst.
Onder de andere inrichtingen, door de partikuliere liefdadigheid
gesticht en in bloeienden toestand verkeerende, vermelden wij in
de eerste plaats het Arsakion, eene inrichting van onderwijs voor
meisjes. Aanstonds na hunne politieke vrijmaking, hebben de Grieken
begrepen, dat er van werkelijke moreele emancipatie geen sprake
kon zijn, zoolang zij niet voor goed hadden gebroken met de oude
oostersche traditie, die ook de christelijke vrouw tot onwetendheid
en afzondering van de buitenwereld veroordeelde. In de eerste plaats
kwam het er op aan, in de samenleving en in de maatschappij aan de
vrouw den rang te hergeven, die haar toekomt, en waarop zij zich
alleen door onderwijs en ontwikkeling behoorlijk handhaven kan.
In alle steden werden mitsdien meisjesscholen opgericht; maar
weldra gevoelde men behoefte aan eene bijzondere inrichting, waar de
aanstaande onderwijzeressen hare opleiding zouden kunnen ontvangen. Met
behulp van giften, legaten, geldelijke ondersteuning en tegemoetkoming
van allerlei aard, heeft men het groote, reeds in 1835 aangevangen
gebouw geheel kunnen voltooien, beurzen kunnen stichten, leerlingen
plaatsen: in een woord, een soort van groote normaalschool kunnen
inricht
|