igd, dat de
betuiging van Henriette, dat zij gelachen heeft om uw gekke
uitdrukkingen, en uw beschrijvingen bewonderd, uw eigenliefde bijzonder
gestreeld heeft. Ja zelfs, biecht maar zuiver op, hebt gij niet juist
daarom van mijn misbruik van vertrouwen melding gemaakt, ten einde de
gelegenheid te hebben, u met mij over Henriette te onderhouden?
Car pour un amoureux
Il est doux de causer de l'objet de ses feux."
Ik glimlachte; want er was veel waars in hetgeen zij zeide.
"Maar pas op!" vervolgde zij: "en hou uw hart achter dubbel slot, immers
vooralsnog: de Heer Blaek zou u toch de hand zijner nicht niet
toestaan."
"Wie denkt er aan hem die te vragen?--maar toch, stel eens, dat ik zulks
deed, mag ik dan weten, wat hij tegen mijn persoon zou hebben."
"Tegen uw persoon?--Niets ter wereld. Maar hij zal allen vrijers den zak
geven, enkel in de hoop, dat het zijn zoon eens behagen zal op zijn
nicht te verlieven."
"Dat komt overeen uit met hetgeen mij de waardin te Eemnes vertelde;
maar zoo die jonge Heer nu niet wil?"
"Spreek er niet van: er schuilt iets achter, ik begrijp niet wat:
slechts eens heb ik eenige dagen op Guldenhof doorgebracht, en toen heb
ik met eigen oogen gezien, dat de oude Heer, voor zijn zoon, het hof
maakte aan zijn nicht. 't Is in allen gevalle zeer edelmoedig van hem;
want dat lieve brokje van een Lodewijk zal zeer rijk worden, en zijn
nicht heeft niets en hangt alleen van ooms goedertierenheid af."
"Hoe!" riep ik uit met eenige verbazing; want deze mededeeling strookte
niet met hetgeen mij door den Heer Bos nopens Henriettes vader verhaald
was: "ik meende...." hier zweeg ik stil; want ik kon mijn autoriteiten
niet noemen.
"Geloof mij," vervolgde Suzanna: "het is genoeg bekend, dat zij niets
heeft. En haar oom, dit valt niet te ontkennen, heeft recht christelijk
met haar gehandeld."
"Dat is wel mogelijk: en toch staat de man mij in sommige opzichten
tegen: waarom weet ik zelf niet."
"Dat zeide Tante Van Bempden ook, toen hij haar voor een paar jaren ten
huwelijk vroeg."
"Wat! heeft hij zich op zijn ouden dag nog aan een blauwtje gewaagd?"
"Hij is zoo oud niet als hij wel lijkt: zeker is hij in de laatste jaren
merkelijk afgevallen;--maar jawel! hij heeft het beproefd, niet lang
nadat gij van hier vertrokken waart. Zij heeft hem, gelijk aan meer
anderen, geantwoord:
Prince, je cheris trop ma chere liberte,
en heeft ons de vreugd niet willen on
|