jn vader had er een in
Leiden, in het aangrenzende huis was hij geboren en opgegroeid.
Nog binnen de stadsgracht, op een zoogenaamd bastion van het bolwerk,
dicht bij de Muiderpoort, stond het exemplaar, waarvan hij ons eene
afbeelding heeft nagelaten.
Rechts zien we het water van de gracht, waarin een visschersbootje met
gestreken mast; op den achtergrond eene boomenrij, misschien een singel,
een wandelpad, dat de gracht aan den buitenkant volgde. Van het water af
loopt het terrein naar links een weinig omhoog, waarschijnlijk naar den
stadsmuur, die de buitenzijde van het bolwerk vormt. Daar, waar de
gracht eene bocht maakt, springt de muur boogvorming vooruit en vormt
een hoog terras, het bastion. Hierop staat de molen met bijbehoorende
gebouwen. In vele steden, die in de 19^{de} eeuw ontmanteld zijn, bleven
de bastions gespaard om aan de molens het voortbestaan te verzekeren. Nu
deze echter door de meelfabrieken doodgeconcurreerd worden, verdwijnen
met hen ook de laatste overblijfselen van de vroegere vestingwerken.
Houtzaagmolens vonden op bastions geen plaats: die moeten laag aan den
waterkant staan.
De schilderij bewaart ons dus een gezicht op de stad, zooals ze er aan
de buitenzij uitzag. De schilder heeft het tooneeltje zitten aan te
kijken op het lage pad, dat aan den binnenkant van de gracht liep,
tusschen deze en den stadsmuur. Dit blijkt uit de schilderij zelf; die
geeft ons het beeld van wat hij voor zich zag. Terwijl hij werkte en
ijverig zijne penseelen hanteerde, liep het tegen den avond. De hemel
heeft eene lichtende klaarte, alles wat van de aarde is, staat er in
zware kleuren tegen af te steken; alleen het water, dat de klaarheid
weerspiegelt, blinkt helder op uit de donkere omlijsting. Ook het
voetpad, met zijne blanke tinten van zand of platgetreden steenstorting,
is zacht van licht.
Overigens staat alles in zware grijsheid tegen de heldere lucht. We
voelen, hoe stil en schoon Rembrandt de lichtdiepte van den avondhemel
heeft gevonden.
[Illustration: Molen.]
Van linksboven af naar het midden toe, worden de tinten ijler en ijler.
De donkere kleuren, die het geheel aan den bovenkant als een boog
omspannen, dringen het oog steeds meer naar het midden, naar het
vooruitspringende deel van het bastion, waar de hemel in klare
avondzuiverheid tot in verre diepte wegwelft.
Voor die lichtdiepte rijst het zware muurgevaarte omhoog. Langdurig moet
het den schilder geboeid hebben om te kijken naa
|