komt,
willen we niet nagaan. Maar ons treft hunne tegenwoordigheid op deze
plaats. Reeds bij dit voorval uit het leven van Jezus zijn ze
dwarskijkers, in letterlijken en in figuurlijken zin. Rembrandt geeft ze
voorshands nog een plaatsje in de schaduw, terwijl hij de aanstaande
volgelingen van den Nazarener in het volle licht zet; maar ze zijn er
toch, en ze brengen ons te binnen, hoeveel leed ze later zullen
uitstorten over het hoofd van het Kindeke, dat nu nog zoo onnoozel in
Simeons armen ligt.
Ten slotte een enkel woord over de geschiedenis, die dit schilderijtje
heeft doorgemaakt.
Voor wien en voor hoeveel Rembrandt het maakte, weten we niet. Het duikt
in 1733 uit het onbekende op. Bij eene verkooping ten huize van een
Haagsch burger werd het voor f830 verkocht; men weet dit uit een
rekeningenboek. Een mooie prijs voor dien tijd!--Later werd het
aangekocht voor de verzameling van Stadhouder Willem V. De groote
gebeurtenis voor het stuk moest echter eerst komen tusschen 1810 en
1813. Toen Nederland als aanslibsel van Fransche rivieren bij het
Keizerrijk was ingelijfd, vond Napoleon, dat alle kunstwerken, die aan
den Staat behoorden, naar de hoofdstad des rijks moesten verhuizen, naar
Parijs. De "Simeon" was door Prins Willem V bij zijn vertrek naar
Engeland in 1795 natuurlijk in den steek gelaten, evenals de verdere
roerende en onroerende have; de staat had er zich over ontfermd, en nu
ontfermde Napoleon er zich weer over.
Het werd met tal van andere schilderstukken ingepakt, op eenen wagen
geladen en verzonden. De bedoeling was, om het Louvre er mee te
verrijken. Wagenvrachten en wagenvrachten van kunstwerken ondergingen
ook in de andere Fransche wingewesten hetzelfde lot. Men was er in
Parijs verlegen mee. De opeenhooping was zoo groot, dat een paar jaren
later het werk der schifting en der tentoonstelling nog niet afgeloopen
was. Napoleon kwam ten val, voordat alles een plaats had gekregen.
Toen hij in 1815 voorgoed van het wereldtooneel verdween, was het Louvre
meer pakhuis dan museum. Spoedig daagden van de onderscheiden herstelde
regeeringen afgevaardigden op, om uit den rommel op te eischen, wat door
Napoleons ambtenaren naar Parijs was vervoerd. Ook van de regeering der
Nederlanden. "Simeon" maakte de terugreis naar Den Haag, en kreeg daar
in het Mauritshuis het plaatsje, dat hij nu nog inneemt. Moge hij er
blijven tot in lengte van dagen, om nog vele bezoekers het hart te
verheugen.
*
|