door deze weer lichtricheltjes van onder naar boven, of reeksen
lichtnoppen van rechts naar links. Het gedeelte, dat links om de tafel
heen hoekt, geeft op andere wijze, zonder mengeling, de kleurfiguren te
zien, die de wever door zoo'n kleed weet heen te werken.
Vergelijk hiermee nu de lap stof, die op de plaat "Evertsen in de Staten
van Zeeland" over de tafel ligt. Droog en dor geeft hier de grijze kleur
aan wat schaduw is. Rembrandts kleed gloeit van warmte, van innerlijke
kleurenpracht, van Oosterschen tapijtenrijkdom; het andere is koud en
mat, arm van weefsel en arm van kleur.
[Illustration: De Staalmeesters.]
Voor het overige moeten we van kleurbeschouwing afzien, en ons
voornemen, om in het Rijksmuseum de schade in te halen.
Wat er van de Staalmeesters in een zwarten afdruk overblijft, is echter
niet zoo gering, of het zal ons duidelijk worden, dat we hier te doen
hebben met een onsterfelijk gedenkteeken. Het spreekt nog meer van
Rembrandts grootheid dan wat voorafgegaan is, meer dan het
Korporaalschap of eenig ander kunstwerk.
[Illustration: Evertsen en de Staten van Zeeland.]
We beginnen niet, met naar zeldzame eigenschappen te zoeken. Juist in
de afwezigheid hiervan schuilt eene verdienste. Stel maar naast elkaar
het "Gezelschap op het Muiderslot" en de "Staalmeesters". Beide
vertoonen een groepje burgermenschen uit de 17^{de} eeuw, uit 1619 en
uit 1661. Het verschil in kleeding en kapsel duidt wel een verschillend
tijdperk aan. Wat uit 1619 dagteekent, staat in dit opzicht dichter bij
de Anatomische les, terwijl de figuren uit 1661 ons bekend voorkomen,
wegens de overeenkomst met Jan de Wit, het portret op
Levensverzekerings-en Spoorboekjes.
Beide gezelschappen bevinden zich binnenshuis, dus in eene omgeving, die
we een interieur zullen noemen. Bij dit interieur bepalen we het eerst
onze aandacht. Op het Muiderslot valt het daglicht binnen door een
venster, dat we ter linker zijde kunnen zien. Het vergunt ons, om
buitenlicht naast kamer-of binnenlicht te stellen, want bij het venster
is een stukje witte muur. Tusschen dit wit en het wit van de
vensteropening bevinden zich een viertal schaduwstrooken, die we met een
potlood of een reepje papier kunnen bedekken. Dan merken we op, dat
beide witte strooken gelijk zijn, misschien wint de muur het van het
buitenlicht nog in helderheid. Wie nu in het eerste het beste vertrek
even eene vergelijking maakt tusschen het een en het ander, zal
opmerken, d
|