t meer herinnerde, moest hij gissen. Gissen doet missen. De
weduwe met hare twee bloeien van kinderen werd bij Rembrandt
aangeteekend, die reeds eenige jaren vroeger gestorven en aldaar
begraven was. Honderd en vijftig jaar lang bleef de groote schilder in
dezen echt vereenigd, zonder dat man en vrouw, en zonder dat vader en
kinderen elkaar misschien ooit gekend hadden. Het huwelijk, door den
doodgraver in alle stilte voltrokken, bleef een geheim, totdat in de
negentiende eeuw de eerste wijsgeer het ontdekte en openbaar maakte.
Toen kwam wijsgeer nommer twee, betrapte den doodgraver op
registervervalsching en plichtsverzuim, ontbond het huwelijk en wees de
twee kleine Van Wijkjes aan den waren vader toe, hetgeen Rembrandt van
de zorg voor hen ontsloeg.
* * * * *
REMBRANDT LANDSCHAPSCHILDER.
Rembrandt Hzn. van Rijn huwde alzoo in het jaar 1634 op den 22^{sten}
Juni. Hij voerde zijne vrouw naar Amsterdam en betrok de woning in de
Breedstraat, onder welks dak hij zooveel ernstige en gelukkige
levensomstandigheden doormaken zou.
De Breedstraat, thans een deel van de oude stad, was destijds eene
nieuwe straat, een buitenwijk. In 1631 was Amsterdam opnieuw en voor de
zooveelste maal uitgelegd. De toename van bevolking bleef maar
aanhouden: handel en zeevaart deden schatten toevloeien, de hoop op
fortuin nieuwe bewoners. Nadat de halve cirkel binnen de Heerengracht
volgebouwd en te klein gebleken was, werd een breede gordel van
omliggend weiland binnen nieuwe vestingwerken en eene gracht, de
Keizersgracht, besloten en ter bebouwing bestemd.
Doch spoedig bleken de Heeren den gordel te smal genomen te hebben, en
maakten ze de fout goed, of trachtten die goed te maken, door aan de
halve maan eene nieuwe verbreeding toe te voegen, begrensd door de
Prinsengracht met hare vestingwerken.
Het zal den schilder eene behoefte zijn geweest, niet al te ver van de
vrije natuur te wonen. Slechts een paar honderd passen behoefde hij te
maken, dan was hij buiten. Hier kon hij zijn hart ophalen aan het
gezicht op grazige weilanden, van slooten doorsneden, op boerenwoningen,
in geboomte verscholen, aan tal van windmolens, zoowel poldermolentjes
als groote, statig rondwiekende houtzaag-en korenmolens. Vooral deze
laatsten vond men even buiten de stad in grooten getale. Geboortig als
hij was uit eene molenaarsfamilie, voelde Rembrandt zich steeds
aangetrokken tot deze schilderachtige gebouwen. Zi
|