elaten met twee kinderen, die onder den naam
Catharina van Wijk beschreven stond. Eene andere, waarschijnlijk dus
eene _tweede_ vrouw! Natuurlijk was de ontdekker met dit nieuws in de
wolken. Gelooven moest men het wel; het stond onweerlegbaar in het
register te lezen.
Maar wat ontdekte later een tweede wijsgeer, die de registers van de
Westerkerk doorsnuffelde? Zijn blik viel op eene bladzijde, waar het
overlijden en het begraven beschreven stond van den echtgenoot van
Catharina van Wijk. Hier ontbrak echter de aanteekening, dat deze
overledene eene weduwe met twee kinderen naliet, eene aanteekening, die
men juist wel leest op het folio, waar Rembrandts overlijden geboekt
staat. Er moest een abuis hebben plaats gehad. En dit behoeft ons voor
de zeventiende eeuw niet te bevreemden. Zaken van geboorte, huwelijk en
overlijden werden met heel wat minder zorg behandeld dan tegenwoordig.
_Wij_ moeten er voor naar het gemeentehuis, en daar, op de afdeeling
"Burgerlijke Stand", hebben de ambtenaren niet anders te doen, dan te
zorgen voor nauwkeurige registratie.
In de zeventiende eeuw ging het anders, maar niet beter. De zaken van
den burgerlijken stand werden in de kerken aangeteekend. Wilde men
onderzoek doen naar iemands geboorte-of sterfjaar, dan moest men eerst
trachten gewaar te worden, in welk kerkgebouw hij was gedoopt of
begraven. Zoolang men dit niet wist, richtte men niets uit. De
ambtenaar, die met het belangrijke werk van registratie was belast,
leefde niet voor dit ambt alleen. Zelfs was dit niet zijn voornaamste
werk. Hij was eigenlijk doodgraver van beroep, en kon gewoonlijk beter
met de spa dan met de pen omgaan. Voor vele van deze
waardigheidsbekleeders was het schrijven in de de kerkelijke registers
eene dagelijksche kwelling. De doodgraver van de Westerkerk te Amsterdam
lichtte er zelfs de hand wel eens mee! Hij liet soms aanteekeningen weg,
die niet mochten ontbreken. Voelde hij zich later bezwaard over het
begane plichtsverzuim, dan greep hij pen en inkt en trachtte de fout
goed te maken. Zoo schijnt hij een zwak oogenblik te hebben gehad op den
dag, toen de echtgenoot van Catharina van Wijk werd begraven. De naam
van den overledene werd nauwgezet geboekt, maar dat er eene weduwe met
twee kinderen achter bleef, liet hij maar weg. Eenigen tijd daarna begon
hij zich hierover toch ongerust te maken. Hij sloeg het register op en
zocht den overledene, wien hij te kort gedaan had. Daar hij zich den
naam nie
|