en
voorkomen, die een photographisch portret niet kan geven.
Het ventje zit echt lekker op zijn gemak. Hij zoekt dit op kinderlijke
manier. Een volwassene gaat er anders bij zitten: niet zoo met het hoofd
in de nabijheid van de handen, en niet zoo in elkaar gedoken op den rand
van eene schoolbank of een raamkozijn liggende. Het omgebogen
polsgewricht van het rechterhandje is echt kinderlijk, ook de duim, die
het hoofdje steunt en een kuiltje in de kin drukt, waardoor de mondhoek
een beetje omhoog geschoven wordt! Daar behoort precies bij, die manier
om eene pen vast te houden, als men zit na te denken over hetgeen
geschreven moet worden. En zie eens het linkerhandje! Het komt net te
voorschijn, zooals we dat soms zien bij een poesje, dat behagelijk een
breed, mollig pootje vooruitsteekt. De heele figuur, het verlichte
driehoekje van gelaat, handen en boek, heeft iets poezeligs over zich.
Dit neemt dadelijk in voor het ventje. Het is ons onverschillig, of
oogen, neus, mond, gezichtsvorm en haar nauwkeurig gelijken, er is,
buiten dat, iets aantrekkelijks in. Het portretje geeft ons te zien, hoe
de vader zijn kind soms kon aantreffen, als het in school of thuis in
een hoekje te leeren zat. De houding moet indruk op hem gemaakt hebben,
want, toen hij ging schilderen, stelde hij zich het kereltje zoo voor.
Het is niet waarschijnlijk, dat hij, zooals onze photograaf zou doen,
gelastte: ga nu zus of zoo zitten. Immers, dan wordt alles stijf en
houterig. Hier was geen afspraak; zonder erg zit Titus op zijn gemak na
te denken en voor zich uit te kijken, en argeloosheid kon de vader hem
niet als bevel opleggen.
Dat we hem onbespied kunnen beschouwen, is juist het aantrekkelijke.
Want nu komt zijn ware aard aan den dag: zijne neiging namelijk om knus
en gemakkelijk ineen gedoken te zitten. Hij verloochent daarin niet, dat
hij een kind van Saskia van Ulenburg is!
Het aantrekkelijke wordt nog verhoogd door de groote, donkere kijkers en
de lange, weelderige lokken. Bovendien vinden we het aardig, zoo
toevallig eens iets te zien, dat op het schoolgaan en het leeren in de
zeventiende eeuw betrekking heeft: een bundeltje vellen papier ligt op
een opengeslagen boek; de inkt,--het zal wel zelfgemaakte inkt wezen,
want dat was het gewoonlijk,--bevindt zich in eenen koker, die aan een
koordje of kettinkje hangt. Dit gerei droeg de leerling mee naar school
en zeulde er mee rond door huis; overal waar hij zich neerzette, om te
schrijv
|