Korporaalschap niet afstappen zonder het naast de Anatomische les te
hebben gelegd. Beide schilderijen zijn portretstukken, waarop eene groep
van meerdere personen is voorgesteld. Op beide heeft de schilder
getracht, om het stijve van een troepje menschen, dat bij elkaar staat
of zit, te vermijden. Hij bracht er een denkbeeld in; de beschouwer kan
meenen, dat het eene dient om te laten zien, hoe eene ontleedkundige les
gegeven werd, het andere hoe de zeventiende-eeuwsche schutters uitrukten
om op het doel te schieten. En intusschen ontbreken de goede
eigenschappen van een portretstuk in geen van beide.
Tot zoover gaan de stukken gelijk met elkaar op. Er is echter ook
verschil. En dit moet ons niet verwonderen. De Les dagteekent uit 1632,
Banning Kok uit 1642. Daar liggen tien jaren tusschen, een tijdperk, dat
in het leven van ieder mensch iets beteekent, maar dat van veel
beteekenis moet zijn in het leven van een kunstenaar. In die tien jaren
had Rembrandt wel opnieuw een groot man kunnen worden, als hij in 1632
al zijne kunst eens had verloren. Wat moet zijne vaardigheid en zijn
schildersoog dan wel gewonnen hebben, nu hij bleef, wie hij was, en tien
jaren achtereen dagelijks teekende, etste en schilderde.
We kunnen helaas aan zwarte nadrukjes niet al de veranderingen zien, die
's meesters wijze van werken heeft ondergaan tusschen de Les en Banning
Kok. Maar althans een zeer belangrijke merken we op, en die leert ons
veel.
Op de Les wordt eene hoofdrol gespeeld door het cadaver. Dit is het
voornaamste middel, waarmee de schilder aan het portretstuk de
beteekenis van eene gebeurtenis geeft. Het is echter een willekeurig
toevoegsel, dat er alleen op gekomen is, omdat Rembrandt dat zoo had
verzonnen. Of misschien was het denkbeeld wel van een ander afkomstig.
In elk geval: het is een toevoegsel, dat niet meewerkt, om de bedoeling
van het stuk te bevorderen. De portretten worden er niet beter om. Wel
stelt het Dr. Tulp in de gelegenheid, om mooi en ernstig les te staan
geven, zooals hij dat kon, wanneer hij bezig was; maar daartoe was eene
kleinigheid ook voldoende geweest: een beentje, een schedel, eene
bladzijde uit een boek, of iets dergelijks. Nu ligt daar het lijk; de
zon beschijnt het; het vormt den aantrekkelijksten hoek van het geheele
stuk; mooi bewerkt is het; alles goed en wel. Maar--het had gemist
kunnen worden.
Een dergelijk verwijt treft het Korporaalschap niet. Wat daar aangewend
is, om gebeurtenis i
|