eens een
bezoeker hem aanwijzing voor een heer in Den Haag. Een zeker stukje, dat
hij juist voltooid had, moest hij dien eens gaan vertoonen en te koop
aanbieden. Te voet trok de jonge schilder er op uit, bereikte na eene
wandeling van vier uren de Residentie en smaakte de voldoening zijn stuk
voor honderd gulden te verkoopen. Wonder in zijn schik met dit succes,
en nog niet gewoon zooveel geld in zijn buidel te hebben, voelde hij
behoefte, om zoo gauw mogelijk naar Leiden te gaan met zijn schat, en
zijne ouders in kennis te stellen met het fortuintje.
Een weg van een kleine vier uur gaans weer te voet af te leggen, dat
kwam, dunkte hem, niet te pas voor iemand, die schilderijen met honderd
gulden betaald krijgt. De trekschuit, daar ging Jan en alleman mee. Hij
deed als een groote m'nheer en nam parmantig plaats bij het logement,
"De Leidsche wagens" op den wagen naar Leiden. _Op_ den wagen naar
Leiden, aldus vertelt een oud schrijver, niet _in_.
Wat genoot hij van dat ritje! Eerst voerde de weg hem door het Haagsche
bosch met zijne gladde, rijzige, groene, beukenstammen, die hunne takken
breed en vlakweg met lichtdoorlatende, fijne blaadjes uitgespreid
hielden; verspreide eiken stonden zwaar en donker daartusschen met
diepgefronste schors, en takken, die in moeilijke kromming zich wrongen.
Machtig en breed stond de voet uit in de zandige duinhellingen; het trof
hem, hoe ze hun wortels uitlegden over den bodem als een reuzig
gedierte, dat krampachtig met uitgeslagen en wijdgeopende klauwen zich
vast wil klemmen.
Nog anders dan in Leiden op het bolwerk, zag je hier, hoe de natuur een
beeld van kracht kan zijn. Hier, waar werkelijk eeuwen-heugende eiken en
beuken stonden. Maakte niet een medereiziger hem attent op een drietal
forsche exemplaren, met dooreengestrengelde takken, die het volk het
Jacobaprieel noemde, omdat er de landsvrouw Jacoba tweehonderd jaar
geleden gaarne verwijld had? Heerlijk wonen moest het in Den Haag zijn
voor eenen kunstenaar. De oude stad nog net plaats vindende op het
uiteinde van de reeks binnenduinen, waarop ook het Haagsche bosch stond,
en waarover de Leidsche weg hem Noordoostelijk voerde; de nieuwere
straten de venen ingaande. De omstreken, in Noordelijke richting,
klingen en dalen met laag en opgaand hout, in zuidelijke richting lage
weiden, vol slooten en plassen; hier en daar moerassen, met ruigten van
wilgbeschot en oeverplanten; de verre horizonnen onderbroken door
watermolentje
|