tijd, die was als een nacht van troosteloosheid. Slechts een ding kon
hem staande houden in zijn leed; dat was zijne kunst. Zijne liefde voor
het penseel hield den levensmoed er in. Uit die dagen van droefheid
werkte hij zich op, grooter en roemvoller dan voorheen. Treffender wordt
voor ons zijne groote kunst, als we weten, welke omstandigheden zijn
gemoed beheerschten. We zien dit meesterstuk van het sombere jaar 1642
als een lichtgestalte staan tegen den donkeren achtergrond van zijn
huiselijk leed.
In zooverre is het gepast, het korporaalschap van Frans Banning Kok
Rembrandt's Nachtwacht te noemen. Maar overigens lijdt het geen twijfel,
of de hoofdpersonen zijn in het volle daglicht geplaatst.
* * * * *
VERVOLG VAN 'T KORPORAALSCHAP.
Na deze uitvoerige bespreking van een paar hoofdpunten, kunnen we
slechts kort nog bij eenige ondergeschikte zaken stilstaan.
We merken dan eerst op, hoe fraai de schaduwkant van Bannings linkerhand
tegen de lichtkantjes staat langs duim en vingers, hoe los en
welsprekend het gebaar is, en hoe de slagschaduw geworpen wordt op het
kleed van Ruitenberg. Ze ligt er niet op, zooals de randversierselen er
vast op zitten, maar ze glijdt er los en bewegelijk overheen. Het eene
maakt deel uit van het wambuis, het andere niet. Ook bij het lijk op de
Ontleedkundige les merkten we, hoe zorgvuldig Rembrandt bestudeerde de
manier van eene schaduw om ergens op te vallen.
Bij het beschouwen van de vier voortschrijdende beenen herinneren we ons
die van Michiel de Ruyter en Zeeger op de plaat: "Dat is onze man." Bij
Banning Kok en Ruitenberg alles verschillend: schoeisel, kleeding, kleur
en bouw, houding, beweging en stand.
Het is natuurlijk, dat de beschouwing van dit stuk zich grootendeels
bepaalt tot de hoofdpersonen. De tijdgenooten, en vooral de leden van
het schuttersvendel merkten dit ook op en namen, voor zoover ze er
belang bij hadden, het den schilder kwalijk. Eerlijk gezegd, we kunnen
hun geen ongelijk geven.
Ieder lid van de compagnie moest een som van honderd gulden betalen. En
hoe waren sommigen voor dit bedrag op het doek gebracht? Aan den
rechterkant, waar de man met witten kraag zijn hand uitsteekt, staat
achter diens arm een persoon, die op het portret van zijn heele gezicht
niets dan twee oogen en een stuk neus terugvond. Wel wat weinig voor
zijn honderd gulden! Verklaarbaar is het, dat Rembrandt het na 1642 met
bestellingen van s
|