rustigheid, kalmte, bedaarde
statigheid bij ons te wekken. In een deftig vertrek door zoo'n dame
ontvangen te worden, die in deze houding een verzoek aanhoort, doet
weldadig aan en zet ons onmiddellijk op ons gemak. Het geeft de
gewaarwording, dat ze in haar dagelijksche doen veelvuldig menschen
heeft moeten ontvangen en heeft moeten aanhooren. Het rustige liggen der
handen duidt eerder zulk een werkkring aan, dan beslommering van
handenarbeid. En de gelaatsuitdrukking bevestigt die opvatting. Ook
hierin dat rustige, onverstoorbare. Om den mond geen lach en geen trek
van norschheid, geen zwakheid en geen hardheid van karakter, maar juist
genoeg zachtheid om niet af te schrikken.
[Illustration: Vrouwtje Bas.]
Elisabeth Bas komt reeds op leeftijd: de mond begint in te vallen, wel
niet veel, maar genoeg om de kin iets vooruit te doen springen. De diepe
plooien, van de neusvleugels af naar beneden, duiden het ook aan. De
vleezigheid van de wangen doet in die plooien weer kleinere ontstaan.
Als vrouwen zestig jaar zijn, begint dat langzamerhand te komen. Bij
dezen leeftijd behoort de blozende gelaatskleur, en behooren verder de
twee uitgezakte rondingen links en rechts van de kin, de vierkante vorm
van het gezicht, de golvende lijn, die den omtrek van de rechterwang
aanduidt en het hooge voorhoofd. Deze ouderdomskenmerken voegen zich
heel gemakkelijk bijeen. Van geen enkel krijgen we het idee, dat het in
dit gezicht niet past. Als de schilder er ook maar een overdreven had
voorgesteld, zouden we dat terstond als eene fout hebben opgemerkt. De
plooien aan de mondhoeken zijn in een of ander gezicht soms wel dieper,
de kin vooruitstekender, de mond meer ingevallen, maar in dit portret
gaat alles tot zoo'n graad, dat er volmaakte eenheid blijft bestaan.
Geen enkele eigenschap springt uit den band. Alles is om zoo te zeggen
op een goudschaaltje afgewogen.
Wel moet de schilder het model dus door en door hebben begrepen, als hij
in zijn hand en in zijn penseel voelde, hoe diep hij een plooitje moest
zetten, om bij al het overige te passen. Waar een groefje van den
rechtermondhoek schuin naar beneden zakte, vond hij in de omtrekslijn
van de wang een bochtje, dat daaraan beantwoordde. En hij zette het een
niet, zonder het ander in 't oog te houden.
Neus en oogen zijn volmaakt in overeenstemming met de rest. Op den
leeftijd van juffrouw Bas is de rug van den neus niet meer smal en
kantig, maar breed en naar beide zijden rond a
|