De opgeheven linkerhand, ofschoon
de vingers niet mooi zijn geteekend, begeleidt in grootsch gebaar de
woorden: "Lazarus, kom uit!" Rustig en vol majesteit wacht Jezus de
uitwerking af. Bij Hem geene verbazing, verrassing of ontzetting over de
herrijzenis; bij Hem slechts verzekerdheid, dat nu gebeuren zal, wat Hij
gebiedt.
Eene groote tegenstelling is er tusschen dat rustige staan en de
omringende aandoeningen. Om dit duidelijk te voelen, nemen we een stukje
papier en leggen het zoo over de prent, dat de gestalte van Jezus aan
ons oog onttrokken wordt.
Het geheel is nu een druk tooneeltje geworden. De omstanders geven op
eene in 't oog loopende wijze uiting aan hun gevoel. Ze herinneren ons
aan voorvalletjes, die we langs straat en gracht wel eens waarnamen,
bijvoorbeeld als er iemand in het water viel; dan waren de menschen ook
verschrikt, je hoorde ze door elkaar gillen, hard wegloopen,
achteruitdeinzen, om hulp roepen, de handen uitsteken en op andere
manieren zich lawaaierig aanstellen. Zoo'n volksoploopje met druk
gedraai van lijven en gewring van handen blijft er van de prent over,
als we die eene figuur er uitnemen.
En met deze figuur, is alles plechtig en grootsch. Het statige dringt
het drukke gedoe van de omstanders op den achtergrond. We denken niet
langer aan onbeduidende straattooneelen, maar we krijgen weer den indruk
van eene testamentische, eene aartsvaderlijke geschiedenis. Het
oploopje, dat zoo in het voorbijgaan even de menschen in beweging
bracht, is eene gebeurtenis geworden voor alle tijden, eene bladzijde
uit de boeken der eeuwen. We behoeven de bijbeltekst niet te kennen, om
reeds bij den eersten blik te begrijpen, dat dit voorval iets bijzonders
is, iets groots, iets dat invloed zal hebben op geslachten en
nageslachten.
Waaraan is dit anders toe te schrijven, dan aan de majesteit, de
verhevenheid van de gestalte, die naast het graf van Lazarus staat!
Toch spreekt uit de teekening ook eene verkeerde neiging van Rembrandt.
Hij zet zijne figuur daar neer, alsof ze een tooneelheld is; met
sierlijk gebaar wordt de eene hand in de zij gezet en de andere met wat
erg veel vertooning omhoog geheven. Hij overdrijft het grootsche en
maakt er eenigszins comediespel van. We mogen deze opmerking gerust
maken; al is het onderwerp aan de Heilige Schrift ontleend, wij spreken
niet daarover maar over den teekenaar.
Zijn streven om het mooi te maken blijkt bijvoorbeeld heel duidelijk uit
de plooien
|