even hokken
in haar toegeschroefde keel. Eindelijk kon ze 't uitbrengen:
"Hij es deud, moeder!--'K geleuve ... dat hij ... deud es!"
"Deud!" gilde verwilderd de dikke vrouw. En zij kwam naar 't bed gehold.
"Deud!" herhaalde Rozeke machinaal, met gebroken stem.
Meer kon ze niet zeggen. Zij zakte snikkend, met haar handen voor de
oogen, op een stoel en bleef er zitten schreien, eindeloos, eindeloos
lang....
In de keuken stoeide 't Geluw Meuleken zacht met Hilairken en Marietje.
Traag hossebossend kwam Smuls kar met een vrachtvol voeder van den akker
op het erf gereden. In de schuur galmde steeds, eentonig als een treurig
klokgetamp, Vaprijskens vlegel, in dof-tragen, gelijkmatigen kadansslag
op den harden kleivloer.
Dien zelfden nacht werd Rozeke ziek. Zij leed aan hevige krampen, uren
lang lag zij te kruipen en te kermen van de pijn en tegen den ochtend
bleek het duidelijk dat het met haar op een miskraam zou uitloopen.
De dokter werd gehaald en moeder bleef voorloopig op de hoeve. Ook
Rozeke's oudste broeder nam er tijdelijk zijn intrek om alles voor de
begrafenis te regelen.
Het was nog een geluk voor Rozeke dat zij van al die narigheid niets
merken kon; en een geluk was 't ook dat 't derde kind er nu niet komen
zou.--Alles werd in stilte volbracht terwijl zij, zwaar ziek, met hooge
koorts te bed lag.
De luiken van het huisje waren dicht gesloten, de zwarte rouwvendels
stonden tegen den muur, het strooien kruis lag op den drempel en op het
erf en in de stallen was geen leven noch bedrijvigheid meer. Alles was
stil. Smul reed niet meer met de merrie naar den akker, het veulentje
kwam niet meer buiten, Vaprijsken dorschte niet meer in de schuur, het
Geluw Meuleken liet haar glinsterende emmers niet meer rinkelen. En
iederen morgen en avond luidde op den verren kerktoren een doodspoos....
Den derden ochtend kwam eindelijk boer Lauwe's wagen, bespannen met twee
paarden, het erf van 't boerderijtje opgereden en hield geluidloos voor
den drempel van het toe-geblinde woonhuis stil.--Boer Lauwe zelf, als
naaste buurman, stelde aan moeder van Dalen de sacramenteele vraag:
"Bezinne, es 't mee ouen dank dat 't lijk uit den huize goat!" en toen
moeder snikkend ja geknikt had, werd de kist heel zacht, met nauwelijks
hoorbaar geschuifel van voeten, door vier mannen naar buiten gebracht.
Onder het verkleurde, zwart-fluweelen dekkleed met zilveren franjes
teekende zij haar akelige vormen af. Vader, moeder, La, de
|