"
"Uwe vrees was onrechtvaardig en ongegrond, oom", wedervoer Robrecht met
stille fierheid. "Ik heb mij laten vernederen en honen met een geduld
dat aan lafheid grensde, alleenlijk om in mijn geweten de overtuiging te
hebben dat ik tot het einde mijnen plicht heb betracht, ten minste tot
zooverre de menschelijke krachten reiken. Deze overtuiging heb ik."
"Maar welke reden gaf dan mher Van Woumen tot zulk onverwacht besluit?"
vroeg de kastelein.
"Mher Rijkaard was niet tegenwoordig", antwoordde Robrecht. "Men had het
zoo geschikt dat ik mij alleen met jonkver Placida bevond. Zij brak onze
huwelijksbelofte, mij beschuldigende haar niet te beminnen en mijn hart
eene andere vrouw te hebben geschonken."
"Valsche uitvindingen onzer vijanden!" morde de oude Bertulf. "Hoe komt
het dat gij dien laster niet oogenblikkelijk hebt vernietigd?"
"Het was geen laster; ik kan niet liegen", antwoordde Robrecht. "Gij
vergeet, heer oom, dat ik u aangaande jonkver Dakerlia Wulf heb gezegd
..."
"Maar hadt gij mij niet beloofd aan deze neiging uws harten te
verzaken?"
"Inderdaad, en ik heb met oprechtheid en vasten wil deze belofte pogen
te vervullen. Sedert mijn eerste bezoek bij jonkver Placida heb ik
Dakerlia niet meer gezien; en ik wilde zelfs haren naam niet meer hooren
uitspreken. Ik had besloten mij op te offeren voor het heil van
Kerlingaland en, wat het mij ook moest kosten, ik zou de opoffering
trouw volvoerd hebben. Nu dank ik den barmhartiger God, die mij verlost
heeft van een pijnlijk leven; want, oom, men overwint zijn hart niet in
eenen dag. Integendeel, de dwang doet het sluimerend gevoel tot eene
beheerschende drift ontvlammen, evenals de wind de smeulende kolen tot
een verterenden gloed aanblaast. Ik bemin Dakerlia Wulf uit al de
krachten mijner ziel ..."
"Zwijg, zwijg", onderbrak hem de oude Bertulf met spijt, "Wilt gij dan
de vijanden van Kerlingaland de zegepraal verzekeren? Ach, ik heb dit
ongeluk gevreesd van het oogenblik af dat de arglistige Tancmar in de
stad was verschenen!"
"Nu begrijp ik", zeide de kastelein, "waarom Rambold, Tancmars neef, zoo
vol vertrouwen overal verzekerde dat Robrechts huwelijk met jonkver Van
Woumen niet zou voltrokken worden. Hij wist het dus op voorhand!"
"Daarin misgrijpt zich mijn oom, de kastelein", zeide de jonge ridder.
"Het is te Rijssel dat het verbreken van onze huwelijksbelofte werd
besloten, en het is de hofraadsheer Tancmar met de Isegrims van 's
graven ge
|