zich naar sher Wulfs Steen.
Toen zij de achterzaal binnentrad, zag zij Dakerlia met eenen witten
doek in de hand voor het venster zitten. De hopelooze had waarschijnlijk
in hare droeve eenzaamheid alweder tranen gestort.
Robrechts zuster meende tot haar te loopen en hare treurnis door eene
onmiddellijke veropenbaring van het gelukkig nieuws te verdrijven; maar
zij weerhield zich, naderde tot Dakerlia, nam haar de hand en zeide:
"Nu, ween niet meer, vriendinne ..."
"Ach, ik kan mijne smart niet bedwingen; ik zal zeker ziek worden, ik
gevoel het wel!" riep jonkver Wulf.
[Illustratie: "Aanvaard het uit mijne hand." (Bladz. 123.)]
"Ik kom om u iets te zeggen, Dakerlia ..."
"Gij hebt nooit afgunst gevoeld, Witta; de minnenijd heeft nooit u den
boezem verteerd.
O, behoede de barmhartige God u voor zulk akelig lijden! Het is eene
slang die om ons hart gekronkeld ligt en het vezel voor vezel verbijt en
verscheurt."
"Maar laat mij spreken", morde Witta, hare klacht onderbrekende. "Ik heb
eene verrassende tijding u mede te deelen. Het schijnt dat het huwelijk
mijns broeders met Placida Van Woumen eenig beletsel ontmoet."
Dakerlia zag haar als verschrikt aan en begon te sidderen.
"O, hemel, wat zegt gij?" mompelde zij schier onverstaanbaar. "Spreek,
spreek!"
"Gij zijt zoo ontsteld, vriendinne; ik zeg immers niet dat dit huwelijk
verbroken is?"
Eenen zwaren zucht slakende, riep Dakerlia klagend uit:
"Ach, Witta, Witta, waarom pijnigt gij mij zoo wreedelijk?"
Jonkver Sneloghe verkeerde in eene lastige verlegenheid. Haar broeder
ging komen; zij moest zich haasten en de groote ontstelbaarheid van
Dakerlia maakte hare taak zoo moeilijk! Tot een besluit gedwongen,
verzamelde zij haren moed en zeide:
"Dakerlia, ik heb gewichtige dingen u te openbaren: maar gij moet
bedaard blijven of ik verlaat u oogenblikkelijk ... Het is
waarschijnlijk dat de huwelijksbelofte mijns broeders zal verbroken
worden."
"Waarschijnlijk?" herhaalde Dakerlia, met eenen hoopvollen lach van
haren zetel opstaande.
"Bijna zeker."
"Ach, mocht dit geschieden, hoe zou ik God zegenen!"
"Het is geschied, Dakerlia: het huwelijk is verbroken."
Jonkver Wulf vloog hare vriendin aan den hals en lachte en stortte
tranen, als hadde deze tijding haar van blijdschap zinneloos gemaakt.
De deur werd geopend, en Robrecht trad binnen.
Een kreet ontsnapte Dakerlia; zij rukte zich los uit de armen harer
vriendin en meende met u
|