FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113  
114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   >>   >|  
n ... Zoo vervuld met onverwinnelijke droefheid, doch welberaden om niets te zeggen of te doen dat Placida of hare ouders kon kwetsen, bereikte hij sher Rijkaards Steen. Op zijne vraag zeide hem de schalk, die de poort opende, dat mher Van Woumen sedert gisterenavond was teruggekeerd, maar nu daareven den Steen had verlaten. Jonkver Placida was te huis en wachtte zelfs op mher Robrecht, meende de schalk. Hij leidde den jongen ridder over den neerhof en opende voor hem de deur eener kamer, waar Placida bij het venster was gezeten met hare oude dienstmeid Martha. Op de tafel bemerkte hij met verwondering de dooze die zijne beloftegift bevatte. Placida had het juweel nog onlangs in de hand genomen, misschien had zij zich er mede versierd? Hij keerde zijn oog van de dooze om zijne verloofde te groeten; maar de jonkvrouw richtte op hem eenen bijzonderen strengen blik verwijtend en zoo zonderling diep, dat Robrecht er gansch van ontstelde. Hij boog zich voor de maagd en murmelde: "Jonkver Van Woumen, ik bid u om verschooning. Zeker, mijn eerste plicht en mijn eerste wensch na mijnen terugkeer van Yperen, moesten zijn u een bezoek te brengen; maar zooals mijn bode u gemeld heeft, ik was gisteren onpasselijk, zeer ziek zelfs." De jonkvrouw deed hare dienstmeid een teeken dat zij de kamer zou verlaten. Dan wendde zij zich tot haren verloofde. "En mher Sneloghe is heden gansch genezen?" vroeg zij op eenen toon van half verborgen spot en met eene spijtigheid die Robrecht verbaasde. Hij aanschouwde haar zwijgend. "Waarom mij bedriegen?" zeide zij. "Gij waart niet ziek, heer. Iemand anders moest gij bezoeken, niet waar?" "Ik begrijp u niet, Placida", mompelde Robrecht. "Geloof mij, ik was gisteren zoo onpasselijk dat ik van den ganschen dag mijn bed niet kon verlaten." "En niemand hebt gij gezien of gesproken?" "Niemand dan mijne zuster." Jonkver Van Woumen schudde ongeloovig het hoofd, terwijl een vinnige glimlach op hare lippen sidderde. "Uw strenge blik beschuldigt mij", stamelde Robrecht. "Heb ik iets gedaan dat u op mij kon verbitteren, het was dan onwetend; want waarlijk, Placida, ik wensch niets meer dan al wat in mijne macht is aan te wenden om u te behagen." "Ah, daarin juist bestaat uwe valschheid", zeide de jonkvrouw met eene gramschap die zij niet poogde te bedwingen. "Mijne valschheid!" herhaalde Robrecht, wiens oog plotselijk eene genster van verontwaardiging uitschoot. Maar h
PREV.   NEXT  
|<   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113  
114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   >>   >|  



Top keywords:

Placida

 

Robrecht

 

Woumen

 
verlaten
 
Jonkver
 

jonkvrouw

 

valschheid

 

dienstmeid

 
gansch
 

gisteren


eerste
 

verloofde

 

onpasselijk

 

wensch

 

schalk

 

opende

 

ganschen

 

Geloof

 
begrijp
 

mompelde


welberaden

 

zuster

 

schudde

 

Niemand

 

gesproken

 

niemand

 

gezien

 

bezoeken

 

anders

 

verbaasde


aanschouwde

 

zwijgend

 
spijtigheid
 

verborgen

 

Waarom

 

bereikte

 

Iemand

 
ongeloovig
 
kwetsen
 

bedriegen


ouders

 
bestaat
 

zeggen

 

gramschap

 
daarin
 
wenden
 

behagen

 

poogde

 

bedwingen

 

verontwaardiging