or de vrijwilligers; en voor de
anderen de Varietes in de Nes--de kunst en nog iets, eene pijp en een
glaasje.--En toch zult ge mij van geene overdreven kieskeurigheid
beschuldigen, als ik deze en andere plezieren, onzer jeugd uit den
middelstand aangeboden, maar overspring, om van het onderscheid tusschen
beider huiselijke geneugten te gewagen? Stel u van den Bergh voor, als
hij des zomers, 's zaterdagmiddags, na de beurs, in een' omnibus wipt,
om naar het buiten zijner ouders te sporen, of uit het portier eener
diligence, de gansche Kalverstraat door en de Utrechtsche op den koop
toe, op de t'huis blijvende sukkels, Rivers en consorten, nederziet,
hij, die naar de Vecht of naar Zeist moet! En de winter is niet
liefelijker voor den misdeelde dan het schoone saizoen zich jegens hem
betoonde; de vrijwilliger woont in die barre maanden allerlei partijtjes
bij, met wier beschrijving hij misschien den klerk kwelt--dewijl het
hem, in de prettige stemming, eener onbezorgde jeugd eigen, niet invalt
te vermoeden, hoe zeer het verhaal dier geneugten den ontberende ergert
en grieft. Van den Bergh spreekt van zich te vestigen, van den Bergh is
geengageerd, als Rivers nog aan geen huwelijk, zelfs met een
allerburgerlijkst meisje denken durft. Welk een hatelijk buurman wordt
hij; wat al afgunst wekt hij op! Confraters achter den lessenaar,
herneemt de hoogere stand zijn regt, liever gaapt de maatschappelijke
klove op nieuw tusschen hen, zoodra zij de deur des kantoors achter zich
hebben digtgetrokken. De eene heeft eene toekomst; de ander geen verschiet
dan dezelfde dienstbaarheid. Als de balling van het maatschappelijk
leven er zich niet dood over zal kniezen, rest hem maar een middel om
gelukkig te zijn; het zich te wanen. Andere kapitein Jackson, die zich
in zijn armoede rijk dacht, moet hij zich verbeelden, dat hij er in
zijne bekrompenheid wonder wel aan toe is. Of het bij allen, als bij den
vriend van Lamb, ontstond uit eene speling der natuur, die de oogen des
mans, voor het weinigtje genot hem vergund, de eigenschap van
vergrootglazen bedeelde! Maar bij geen enkele van honderd heb ik de
opgeruimdheid van geest aangetroffen, welke dien sanguinen Brit
onderscheidde; het is meestal een ziekelijk zelfbedrog, dat kwalijk de
innerlijke ontevredenheid vermomt. Als men herwaarts en derwaarts heeft
uitgezien en van deze noch gene zijde hulp, licht, troost ziet opdagen,
dan zet men zich moedeloos ter zijde van den grooten weg neder, dan
|