eerten.
Het is zoo onvergelijkelijk veel machtiger dan onze wil.
III. DE WERKEN DER GROOTE JAREN.
De vijf jaren die Rousseau in de Hermitage en in Montmorency doorbracht,
jaren van sterke innerlijke bewogenheid, van verterenden hartstocht,
grievende teleurstelling en beginnende gemoedsontwrichting, zijn tevens
voor hem de jaren van grootste levens-volheid en innerlijke harmonie
geweest. Daarvoor kende hij zichzelven niet, niet zijn eigen diepten;
vermocht hij niet, de beide zijden van zijn wezen, de Minnaar en de
Apostel, te doen uitstroomen vereenigd tot een stroom van schoonheid en
kracht. Daarna verwrong zijn wezen zich onder den invloed van verguizing
en vergoding; vervolgingen verstoorden zijn evenwicht; de spiegel van
zijn bewustzijn kaatste het beeld eener al wanstaltiger wereld, te
midden waarvan mateloos-uitgerekt, monsterachtig van afmetingen, de
voorstelling troonde van het eigen ik.
In die vijf jaar tusschen 1757-1762 ontstonden de vier werken--de
wortels van twee hunner reikten diep in den tijd terug--die te zamen het
beeld vormen van zijn wereldbeschouwing en zijn wezen op het hoogtepunt
zijner kracht. Het zijn: de "Lettre a d'Alembert," de "Nouvelle
Heloise," het "Contrat Social" en de "Emile." Zijn vroegere geschriften,
met name de beide "Discours," zijn nog slechts aanloopen tot deze
werken. Daarin tast hij nog, zoekt hij zijn weg, overdrijft zijn eigen
gedachten; mist hij de harmonie en de zekerheid van den meester nog.
Wat de werken na Montmorency geschreven aangaat, men kan die in twee
rubrieken verdeelen. Tot de eerste behooren de "Lettre a Monseigneur de
Beaumont," de "Lettres de la Montagne" en de "Gouvernement de Pologne."
Het zijn in hoofdzaak polemische variaties op de werken der groote
jaren. Zij bevatten uitweidingen, herhalingen, omwerkingen,
versterkingen van bepaalde punten der daarin uitgesproken wereld- en
levensbeschouwing, maar weinig nieuwe gedachten. De geschriften der
tweede rubriek, de "Confessions" en de "Reveries" zijn, zuiver als
woordkunst beschouwd, dat wil zeggen, wanneer men de nauwkeurigheid,
de levendigheid en de bekoring waarmee een schrijver zijn indrukken,
waarnemingen, gemoedsbewegingen en gewaarwordingen afbeeldt en de mate
waarin het hem gelukt, zijn eigen gevoelens bij anderen wakker te
roepen, tot eenig criterium neemt, zonder twijfel de meesterwerken van
Rousseau. Maar een meer wijsgeerig-aesthetische beoordeeling stelt de
"Confessions" en de "Reveries" bo
|