aan te nemen; hij dacht erover in
Touraine te gaan wonen; de hertog en de hertogin boden hem met hun
gewone vriendelijkheid een landgoed dat zij daar bezaten tot
verblijfplaats aan, en stelden hem hun rijtuig ter beschikking om 't te
gaan zien; toevallig was hij op den vastgestelden dag onwel en werd 't
plan uitgesteld.
De "Emile" verscheen temidden van een gespannen stilte; zijn literaire
vrienden en kennissen deden zoo vreemd, alles was heel anders dan bij de
verschijning der "Nouvelle Heloise;" d'Alembert schreef hem om hem geluk
tewenschen, maar onderteekende zijn schrijven niet; Duclos, een der
weinige letterkundigen, waar hij goed mee was gebleven, schreef hem
heelemaal niet, maar wachtte tot hij hem sprak om hem zijn bewondering
te betuigen. De hertogin bewaarde haar gewone zelfbeheersching, maar Mme
de Boufflers deed erg geagiteerd, zij vroeg hem of hij er tegen zou
hebben, zich door middel van een "lettre de cachet," een paar weken in
de Bastille te doen opsluiten, om zoodoende uit de handen van het
parlement van Parijs te blijven. Zij en de prins van Conti deden alles
wat zij konden om den slag af te wenden dien zij zagen aankomen, maar
vergeefs. Van alle zijden drong men nu bij Rousseau aan, dat hij zou
vluchten, maar hij weigerde: hij geloofde nog altijd niet dat een gevaar
hem dreigde.
In den nacht van den 9den Juni 1762 kwam de kamerdienaar van de hertogin
hem waarschuwen: het hof had zijn arrestatie gelast voor den volgenden
morgen zeven uur. Hij ijlde naar het kasteel. Mme de Luxembourg lag te
bed. Voor de eerste maal zag hij door het masker der grande dame heen
een zenuwachtige oude vrouw: dit ontroerde hem; hij kende zijn eigen
linksheid en verlegenheid, hij vreesde, zoo hij ondervraagd werd, de
dingen niet te kunnen ontkennen, die haar zouden kompromiteeren. Hij zag
in: het was beter dat hij vluchtte. De hertog en Mme de Boufflers, die
juist geheel ontsteld uit Parijs aankwam, wilden er eerst niet van
hooren dat hij onmiddellijk zou gaan: de hertog stelde voor dat hij zich
voorloopig in 't kasteel schuil zou houden, Mme de Boufflers dat hij
naar haar minnaar, den prins van Conti, zou gaan; diens woning in de
Temple had het asylrecht. Maar Rousseau voelde hun aanbiedingen als een
edelmoedig gebaar, dat hem niet verschalkte; hij merkte hun vrees,
gekompromiteerd te worden zoo hij bleef. Hij besloot dien eigen morgen
te vertrekken en voorloopig een wijkplaats te zoeken bij zijn ouden
vriend Roguin, t
|