tzijn, dat hij, die voor zijn tijdgenooten
het voorbeeld van den deugdzamen burger en den braven mensch wilde zijn,
zijn eerste menschelijke en burgerplicht op gruwelijke wijze had
verzaakt. Dat dit bewustzijn altijd verdrongen moest worden, verergerde
zijn gespletenheid, het gaf hem een groot gevoel van onrust, het
verdroot en kwelde hem.... Hij had vijanden ... die booze, booze plek
in zijn leven maakte hem o zoo kwetsbaar. En velen wisten van zijn
geheim....
Gelijk vroeger aan Mme d'Epinay, en aan Grimm en Diderot, had hij nu aan
Mme de Luxembourg alles gebiecht over zijne verhouding tot Therese en
hoe hij zijn kinderen te vondeling had gelegd. Zijn verhaal had haar
medelijden opgewekt, zoo zelfs dat zij nasporingen liet doen in de hoop
althans een der wichtjes, in wiens kleertjes een chiffre genaaid was
geworden, terug te vinden. Toen alle moeite vergeefs bleek, voelde hij
een vreemde mengeling van teleurstelling en verlichting ... de laatste
toch het meest. Hoe zou hij gestaan hebben tegenover dit kind; hem
vreemd en toch zijn eigen? Hij wist: in zooverre het onherstelbare
hersteld kon worden, had hij hersteld; in zooverre zijn schuld viel uit
te wisschen, had hij haar uitgewischt door den "Emile."
Nu was ook dit werk voltooid: hij ademde vrijer, de groote rust in de
eenzaamheid, het vredig zorgvergeten leven, scheen dichtbij. Mme de
Luxembourg, die beweerde dat hij zich door zijn uitgevers liet
plunderen, had hem gevraagd haar de zorg voor den "Emile" toe te
vertrouwen. Het "Contrat Social," zoo noemde hij de hoofdstukken die hij
gelicht had uit zijn groot werk over de politieke instellingen, zou bij
zijn gewonen uitgever Rey in Amsterdam verschijnen. De "Lettre a
d'Alembert" en de "Nouvelle Heloise" hadden hem een bescheiden sommetje
opgebracht; als nu ook zijn twee laatste werken verschenen waren hoopte
hij te beschikken over een kapitaaltje van 8.000 a 10.000 francs:
daarvoor wou hij voor Therese en zich een lijfrente koopen. Rey, die
schatten verdiende aan de "Nouvelle Heloise," verzocht hem om
toestemming een jaarlijksche rente van frs. 300 op Therese vast te
zetten; hij nam met warmte aan: dit zou voortaan haar kleedgeld zijn.
Hij bleef den uitgever voor deze betrekkelijke kleinigheid altijd
dankbaar, zooals hij ook Mme de Epinay altijd dankbaar was gebleven voor
een flanellen rokje van haar zelve, dat zij hem eens gezonden had om een
warm vest van te laten maken. Alleen zoodra het ondragelijke gevoel van
|