en.
Toch hielden zij zich in den regel aan de afspraak tusschen hen, om hem
niet met geschenken lastig te vallen.
In het park van het kasteel, op de glooiing van den heuvel, tusschen de
groote vijver en het bassin der oranjerie, lag een allerliefst
pavilloen, door een dubbele zuilerij doorbroken; van ver scheen het een
eilandje in een der italiaansche meren, zooals het daar lag, midden in
het water en van bloeiende heesters omgeven; de lucht rondom was geurig
van oranjebloesems en schalde van vogelenzang. Daar in die verrukkelijke
omgeving wilden zijne nieuwe vrienden zoo graag dat hij verblijf zou
houden, of althans wonen gedurende den tijd dat zijn bouwvallig huisje
netjes in orde werd gemaakt. Hun hartelijk aandringen, en zijn eigen
verlangen naar dat paradijs van bloemen en vogels, kon hij niet
weerstaan: nog geen anderhalf jaar na die vreeselijke Decembermaand,
toen hij als een hond ziek en ellendig uit de Hermitage was gejaagd,
trok hij weer onder het dak van een groot heer. 't Zou de laatste maal
niet zijn, maar wel was 't, helaas voor hem, de laatste maal dat een
dergelijk experiment goed afliep.
Toen de verbouwing te Mont Louis klaar was, keerde hij weer naar zijn
huisje terug, maar de sleutels van het pavilloen hield hij, op verlangen
van zijn gastheer en gastvrouw, en dikwijls ging hij met Therese een
paar dagen in dien lusthof doorbrengen; hij was vrij te gaan en te komen
zooals hij verkoos. Ook bezocht hij den hertog en zijn vrouw op hun
herhaald aandringen af en toe in Parijs, al kwam hij daar ongaarne. Zoo
waren dit in 't algemeen goede, rustige jaren voor hem.
* * * * *
De "Nouvelle Heloise" werd lang voor de verschijning reeds veel
besproken en met groot ongeduld verwacht. Rousseau had voor enkele
zijner vriendinnen, o.a. voor Mme de Luxembourg en Mme d'Houdetot
afschriften gemaakt; hij vond dit een prettig werk; de Julie was zijn
liefste geesteskind, de heerlijke gelukswarmte, die hij gevoeld had toen
hij 't maakte, trilde onder 't overschrijven nog in hem na; hij vond er
een kinderlijk genoegen in mooi papier en kleurige inkt te gebruiken en
de vellen met hemelsblauwe lintjes aan elkaar te binden. Door die
afschriften hadden natuurlijk verschillende menschen 't boek leeren
kennen en er met anderen over gesproken: men zag er reikhalzend naar
uit. Eindelijk verscheen het werk, in 't voorjaar van '61: het succes
was verbijsterend, misschien ongeevenaard in de geschi
|