n
soupeeren, als hij lust gevoelde.
Hij had beleefd geantwoord, was nooit gegaan. Maar op een goeden dag in
den tweeden zomer van zijn verblijf in Mont Louis verscheen de
maarschalk-hertog van Luxembourg in eigen persoon met gevolg in zijn
bouwvallig huisje om hem te bezoeken en nu was er geen ontkomen meer
aan; de beleefdheid gebood, dat hij den hertog een kontra-bezoek bracht
en aan de hertogin zijn opwachting maakte. En al gauw was hij met
allebei heel intiem en las aan de hertogin, als zij 's morgens nog in
bed lag, de "Nouvelle Heloise" voor die zij verrukkelijk vond.
De hertog en de hertogin van Luxembourg waren, toen Rousseau ze leerde
kennen, al bejaarde menschen, grootvader en grootmoeder. De hertog, een
vriend van Lodewijk de XVde, was een door en door goede kerel, zonder
eenige arglistigheid, met niet al te veel verstand, vriendelijk en
eenvoudig in zijn manieren, een mensch van 't soort, waar Rousseau van
hield: hij was direkt met hem op zijn gemak en zij bleven trouwe
vrienden tot aan den dood van den hertog in '64. Met de hertogin werd
hij nooit zoo eigen, ofschoon zij de vriendelijkheid zelve tegen hem
was. Hij voelde altijd tusschen hen, als iets wat hem afschrok, haar
reputatie en haar verleden. Zij was een van de beroemde schoonheden van
't hof geweest, en ook een van de meest verdorven vrouwen van haar tijd,
berucht om haar onuitstaanbaar humeur en haar scherpe, kwetsende
geestigheid. Nu, als oude vrouw, heerschte zij nog in den kring dien zij
om zich heen had verzameld, gelijk zij vroeger heerschte aan 't hof; zij
had de gave behouden den indruk te maken dien zij wilde en Rousseau
leerde haar kennen als een lieve oude dame, vol fijnheden in haar
konversatie, en bijna aandoenlijk in haar angst hem te grieven en in
haar vreugde over elk bewijs van hartelijkheid of erkentelijkheid van
zijn kant.
In een opzicht, en dat was voor hem van veel gewicht, vond hij zijn
nieuwe aristokratische vrienden heel anders, veel gemakkelijker om mee
om te gaan, dan de vroegere vrienden uit de plutokratische kringen: zij
lieten hem meer vrij, drongen hem geen gunsten op, trachtten hem niet
voortdurend in den maalstroom van hun eigen mondaine leven te trekken,
hun volmaakte levenskunst maakte dat hij met hen als gelijke kon
verkeeren, zich bij hen vrijer en rustiger gevoelen dan hij in de
kringen der finantiers ooit had gedaan. Ook toonde hun verfijnde
hoffelijkheid zich in kleine attenties, die zij aan Therese bewez
|