ouw met een minnaar, die
Jean Jacques absoluut tot vriend wilde hebben. Zij had veel voor hem
over, droeg met onuitsprekelijk geduld zijn grilligheden en slecht-
gehumeurdheden, verdedigde hem in 't openbaar in de jaren dat haast
elkeen tegen hem was. Dan de prins van Conti, een onafhankelijk en
intelligent man, aanhanger van de nieuwe philosophie, die niet aan het
hof kwam, en diens maitresse, de gravin van Boufflers; beide bleven hem
altijd trouw. Verder Lamoignon de Malesherbes, direkteur der koninklijke
boekdrukkerij en hoofd der censuur, een rechtschapen, hulpvaardig en
beminnelijk mensch, die zijn moeilijke post tot algemeene voldoening der
letterkundigen vervulde, maar meegaande en al te zeer geneigd was om
alles glad te strijken.
In dienzelfden tijd, kort na de verschijning der "Nouvelle Heloise,"
begon voor Rousseau een min of meer romantische vriendschap met een
vrouw die hij niet kende, een zijner vurigste bewonderaarsters. Zij
schreef hem, om hem haar sympathie en vereering te betuigen, onder den
naam van Claire d'Orbe, voorgevend in het leven den rol te spelen van
een zijner heldinnen. Het duurde lang eer zij ondanks zijn aandringen,
het geheim van haar naam ontsluierde: Mme de la Tour Franqueville heette
zij. Jaren lang schreef zij onvermoeid aan Rousseau, die vaak,
geprikkeld door haar voortdurend aandringen op geregelde correspondentie
van zijn kant, ongeduldig en humeurig of in 't geheel niet antwoordde.
Op den duur maakte haar trouw toch indruk op hem en stemde hem zachter;
uit enkele zijner briefjes aan de "lieve Marianne" spreekt echte
hartelijkheid. Zij zagen elkaar tusschen 1765-72 hoogstens twee of drie
maal. Ofschoon Mme de la Tour in den tijd dat Rousseau 't hevigst werd
aangevallen (na zijn twist met Hume) hem onwankelbaar trouw bleef en
zelfs een brochure in 't licht gaf ter zijner verdediging, eindigde zijn
steeds verergerende waan toch met haar onder zijn vijanden of althans
onder de "verdachten" te rekenen. In '72 maakte hij een einde aan elken
omgang tusschen hen.
Grooter rol dan een dezer hebben in het leven van Rousseau de hertog en
hertogin van Luxembourg gespeeld, die hij in dienzelfden tijd leerde
kennen.
Van af dat de schrijver der "Discours" in hun buurt was komen wonen,
waren zij uiterst voorkomend tegen hem geweest. Wanneer zij 's zomers op
het kasteel van Montmorency verblijf hielden, hadden zij al een paar
keer een lakei gestuurd om hem uit te noodigen zoo dikwijls te kome
|