en, dat
Israel zijne rechterhand zal zijn; maar helaas, die rechterhand is een
hand des vredes, ongeoefend in den krijg. Onder al die millioenen is
niet een geoefende kohorte, niet een aanvoerder. De huurlingen der
Herodianen tel ik niet mee, want zij moeten slechts dienen om ons te
onderdrukken. De toestand is juist zooals de Romeinen dien verlangen.
Hunne staatkunde heeft goede vruchten gedragen voor hunne tirannie. Een
ommekeer is echter ophanden. De herder zal zich aangorden tot den
strijd, en zal naar speer en zwaard grijpen. Het weiden der schapen moet
plaats maken voor den kamp tegen leeuwen. De koning, mijn zoon, moet
iemand aan zijne rechterhand hebben. Wie zal dat zijn? wie anders dan
hij die het werk goed verstaat?
Ben-Hurs gelaat gloeide bij dat vooruitzicht. Toen zeide hij: Jawel,
maar verklaar u nader. Een werk te moeten verrichten, en de wijze
waarop, zijn twee verschillende zaken.
Simonides nam een teug wijn en hervatte: De Sheik en gij, meester, zult
de hoofdleiders zijn, ieder met een bepaalde opdracht. Ik blijf hier, om
te zorgen, dat de bron niet opdroogt. Gij gaat naar Jeruzalem, van daar
naar de woestijn, en telt de strijdbare mannen, verdeelt hen in
afdeelingen en kiest hoofdlieden over tien en hoofdmannen over honderd,
oefent de manschappen in den wapenhandel, brengt in geheime bergplaatsen
wapens bijeen. Voor dit doel, ja voor alles, zend ik u telkens het
noodige geld. Gij begint te Perea, gaat vervolgens naar Galilea, vanwaar
gij Jeruzalem gemakkelijk bereiken kunt. In Perea hebt gij de woestijn
achter u liggen, en Ilderim vlak bij u. Hij bewaakt de heirwegen, zoodat
niets geschiedt zonder uwe voorkennis. Hij zal u op velerlei wijze van
dienst zijn. Tot op het oogenblik van handelen zal niemand weten wat
hier besproken is. Ik werk achter de schermen. Met Ilderim heb ik de
zaak reeds besproken. Wat is uw antwoord?
Ben-Hur zag den Sheik aan.
--'t Is zooals hij zegt, zoon van Hur, antwoordde de Arabier. Ik heb
mijn woord gegeven en daarmede is hij tevreden; maar ik zal mijzelven
met al de strijdbare mannen van mijnen stam onder eede aan u verbinden.
Simonides, Ilderim en Esther zagen Ben-Hur in gespannen verwachting aan.
Op droevigen toon begon hij: Voor iedereen staat een vreugdebeker
geschonken, dien hij vroeger of later aan de lippen zet--voor iedereen,
behalve voor mij. Ik zie, Simonides, en edelmoedigen Sheik, ik zie
waarheen dat voorstel leidt. Neem ik het aan en volg ik dien weg
|