e diepte harer ziel, die vroeger altijd voor
hem open lag, nu voor hem gesloten, wellicht voor immer gesloten was.
"Ik moet je daarvoor waarschuwen," zeide hij met zachte stem, "dat
ge door lichtzinnigheid en onbedachtzaamheid in gezelschappen geen
aanleiding geeft tot aanmerkingen op je persoon. Uw zeer druk en
levendig onderhoud met graaf Wronsky (hij sprak dien naam kalm en
vast uit) trok de algemeene opmerkzaamheid."
Zoo sprekend zag hij haar in de overmoedige oogen, die hem door hun
ondoorgrondelijke diepte verschrikten en hem de nutteloosheid zijner
woorden deden beseffen.
"Zoo ben je nu altijd," antwoordde zij, alsof zij hem in het
geheel niet begreep. "Nu is het je onaangenaam, als ik mij goed
amuseer. Krenkt het je, dat 'k mij niet verveeld heb?"
Alexei Alexandrowitsch kromp ineen en drukte de vingers om ze te
laten knappen.
"Ik bid je, knap zoo niet! Ik kan het niet uitstaan!"
"Anna, zijt gij dat?" vroeg hij met inspanning en staakte de beweging
zijner handen.
"Wat beteekent dat alles eigenlijk?" vroeg zij met een schijnbaar
oprechte, spotachtige verwondering. "Wat wil je toch van me?"
Alexei Alexandrowitsch zweeg een oogenblik en streek met de hand langs
voorhoofd en oogen. Hij zag in, dat, in plaats van, zooals hij wilde,
zijn vrouw voor een onvoegzaamheid in de samenleving te waarschuwen,
hij zich onwillekeurig opgewonden had over iets, dat slechts haar
eigen geweten aanging en dat hij met het hoofd door een muur wilde,
die slechts in zijn verbeelding bestond. Nu ging hij koel en rustig
voort: "Ik wil maar een ding zeggen en ik bid je, mij bedaard aan
te hooren. Zooals ge weet, beschouw ik jaloezie als een vernederend
en beleedigend gevoel en zal er mij nooit door laten leiden. Er zijn
echter bepaalde voorschriften der goede zeden, die men niet uit het
oog mag verliezen. Heden--niet ik heb het opgemerkt, maar ik oordeel
naar den indruk, dien het op het gezelschap maakte--heden hebben allen
opgemerkt, dat ge u niet gedragen hebt, zooals gewenscht moet worden."
"Ik begrijp waarlijk van dat alles niets!" zeide Anna de schouders
ophalend en dacht te gelijk: "Hem zelf is het volkomen onverschillig;
maar in het gezelschap heeft men iets opgemerkt, en dat verontrust
hem!"--"Je bent niet recht wel, Alexei Alexandrowitsch," liet zij
er toen op volgen, stond op en ging naar de deur. Hij stond ook op,
alsof hij haar terug wilde houden. Zijn gelaat was verwrongen en
somber, zooals Anna het nog nooit
|