mede, hij hield ze tegen de borst en liet ze voorover in de kar vallen.
In eenen draai waren ze onder 't zand gestopt, en Treite volgde zoo kalm
mogelijk zijnen weg. Hij overschrikkelde vier huizen in de reek om
gauwer weg te komen. Achter den straathoek hield hij nog eens stil en
gooide nog een hoopje zand boven de kloefen en dan voelde hij den
vreugdigen lust omdat 't spel gespeeld was en 't buitenkansje voor eigen
rekening zoo gemakkelijk te veroveren viel.
Bij de kerk hield Treite stil, zette zich nevens de kar op den grond en
keek op 't uurwerk boven zijn hoofd. 't Was bijna noenuur en Manes was
nievers te zien en nu kreeg Treite lust om te eten. Hij haalde den
gestolen broodkant van onder zijn vest en begon te bijten. De honden
lagen gerust uitgestrekt en bekeken den kerel en zijn brood met
verwaterde oogen.
De oude koster kwam uit de kerk, sloot de deur met den grooten sleutel
en sukkelde al over 't kerkhof naar zijn huis. Dan roerde er niets meer
rondom en Treite werd ongemakkelijk door de nieuwigheid van die rust op
een ongekend dorp en verlangde er weg te komen. Een haan wandelde met
zijne hennen over de grazing achter de beukenhaag en telkens hij op de
verhevenheid van een grafheuvel stand hield, rekte hij den hals uit en
wierp zijn scherp gekraai over 't stille kerkhof. De hennen liepen daar
rond en keesden in 't gras zonder opzien, gestadig voort hun aas
zoekend.
En eindelijk toch kwam Manes van achter den hoek en wenkte naar de
honden, om voort te komen.
--We gaan een dorp verder, 't is hier gedaan. Ze sprongen op en de kar
rotelde door de straat naar den overkant weer buiten de huizen.
De zon was intusschen doorgekomen en onbewust was de vrees voor
zeeverweer en regen bij Treite vergaan en onwetend genoot hij na van 't
lustig voorjaarswindeke. Ze kwamen weer op den effenen weg tusschen de
boomen. Ommelands lag er een andere wereld open, wijd en vlakt
uitgemeten en al waar de kerel keek werd het nieuw land met kerktorens,
huizen en boomen in de verte, en daarachter in de blauwte, vermoedde hij
nog, diepere uitgestrektheid van ongemeten, onbewoonde landerijen.
Manes vertelde nu wat er ook al te winnen was met door de dorpen te
leuren met mosselen, wollen dekens, printen, biezen zetels, en dat 't
scheerslijpen ook wel goede leefte bijbracht. Al die bedrijven zou hij
aangaan als 't kapetaal hem naar ievers te grijpen viel. Maar Treite
luisterde niet meer, zijn moed was overdaan door die hooge, op
|