ok zijne
eigene onrust te midden al het rustige waar hij in leefde. Hij zag de
dorpelingen voor hem uit den weg gaan, ze lieten hem alleen in de
herberg waar hij binnenkwam, ze vermeden hem aan te spreken--de leute en
't gelach hielden op waar hij zich vertoonde ... en de boomen en 't gras
en de vruchten groeiden en de zon schong daar zoo allemachtig
onverschillig over, dat Verlinde zijne eigene zaak zoo klein vond, iets
dat lang geleden en uitgewischt was. Bij zichzelf haalde hij al dieper
ongelijk om zijn koppig vasthouden. Hij had het anders gewild, maar wist
niet hoe het goed te maken en daarom bleef hij aan zijn voornemen
getrouw: hij hield den kop omhoog en zag met koele verachting neer op
alles wat rond hem leefde. Niemand, zijne vrouw zelfs niet, liet hij in
zijn binnenste kijken en de norsche boer bleef sterk nu, uitsluitelijk
omdat hij het tegen alle meening in, wilde blijven.
Maar nu verdroot hem dat wachten hier in die eensche herberg, te meer
daar hij beloofd had tegen den noen te huis te zijn. Hij zag het felle
weer buiten en als hij aan zijn hooi dacht, werd hij ongeduldig. 't Was
over den tijd reeds! Toen begon hij te denken: Vanhoutte kan weg zijn
zonder ik hem gezien heb. Nu kon er komen wat wilde, hij nam een kloek
besluit en trok de straat over. Aan de deur van den burgemeester
gekomen, sloeg hij het stof uit zijne broek en trok aan de bel.
De meid opende voorzichtig en leidde den boer binnen.
--Is mijnheer te spreken? 'k Ben hier met geld en wat haastig.
Zij knikte en ging de deur van de spreekplaats opentrekken, maar
Verlinde hield haar bij de mouw en beslist, luide:
--Vanhoutte is hier, schreeuwde hij, steek me bij hem niet of we vechten!
De meid stond versteld, ze kende Vanhoutte noch Verlinde en stamelend:
--Er is een boer bij mijnheer in 't kantoor,
--Dan is 't goed, en Verlinde liet het meisje in hare verwondering en
stapte in de spreekkamer. De deur viel weer dicht en nu zat hij als een
gevangene en wachtte in groote stilte af, wat er gebeuren ging. De
bloemkrullen op het behangpapier waren bleek vergaan en de bollefrinjen
aan de rolgordijnen hingen in effene reek boven 't kruisraam zonder dat
er eentje roerde. Verlinde zat op eenen stoel en luisterde naar het
bromronken van twee stemmen in het aanpalend vertrek. Eene deur ging
open en weer dicht, de bel klonk, er werd nog iemand binnengelaten, maar
Verlinde kon niet raden waar de nieuwe bezoeker aanlandde. De klok sloeg
op de
|