aanveerden? vroeg de Boer.
--Neen, niets, we moeten weg, 't is vroeg avond en onze peerden....
--De peerden staan al warm op stal, en de boer grinnikte fijn om zijne
vondst. En van avond is 't klare mane.... En ineens tot zijne dochters:
--Ge Weet het Berkenhof? en den Hoogen Doorn? dat zijn....
--O, riep Paula, Ida Van Marcke is uw zuster?
--Kent ge haar? vroeg Andre.
De meissens knikten bevestigend.
Nu waren zij seffens bekenden en vrienden van thuis; 't vuur werd
aangestookt en een grooten pot bier kregen ze op de tafel waar rond de
bezoekers met den boer vaste gestoeld zaten om lange en genoegelijk te
kouten.
De dochters was 't alsof ze met vertrouwde kennissen te doen hadden,
met wien zij van overlange bevriend waren; ze keken om als ze naar stal
gingen en riepen:
--Tot straks! Dan vezelden zij nog wat ondereen achter de deur en liepen
giechelend over 't hof.
Met den boer wendde de kout over gewone zaken van 't landbouwbedrijf.
Eerst over eigen kweek van peerden en koeien die ze nu op stal hadden,
dan over vroeger gekochte of verkochte hoornbeesten. De boer kende bij
name al de runders en 't vee van de streek, hij wist histories en
wondere gevallen van kachtelen of kalven, vijftig jaar verre geleden.
Dat was een ophalen en beschrijven met groot geweld van handgebaar, rond
zijn gerust, liggend, breed lijf en goedig monkelend hoofd, in eigen
sterk vette spraak, met boffende overtuiging zijner kennis van beesten
en de kostelijkheden van zijnen kweek. De deugd en 't genoegen had en
voelde hij in zijne eigene woorden.
Elk deed er 't zijne bij, met nieuwe vondsten, verzonnen of gebeurd,
maar alles met slaande beweringen voor waarheid uitgesproken. Het werd
eene reeks zonder einde. Tot dat de luchtige zang van de deernen klonk
met gerinkel van akers en teelen in de melkkamer, zaten de boeren vol
bezig. Dan stonden zij op met dreigende meening van vertrekken, maar:
--Daar en ia geen gedacht van, nu al, zegde de boer, onze achternoen is
gezellig voorbij, we gaan er nog een steertje aanbinden met hespe en
brood en een versche kruike bier of moet ge nog entwie of entwat gaan
bezoeken? vroeg hij fijn pieroogend,--ge hebt hier uw gerief, en hij
schetterlachte bij die geestigheid.
--Neen, maar we hebben heusch beloofd bij tijd thuis te zijn, merkten de
knapen.
--Een boerenzoon die bijtijds thuis is! spotte de boer.
In een draai was de tafel gedekt en voorzien met borden en brood en een
groote he
|